Succesvolle organisatieverandering vereist een systemische benadering waarbij zowel formele, zichtbare elementen (structuren, processen, doelen) als informele, vaak onzichtbare krachten (cultuur, gedrag, overtuigingen) in samenhang worden gemobiliseerd (Schein, 2010; Armenakis & Bedeian, 1999). Veel veranderstrategieën slagen er echter niet in deze twee lagen van verandering met elkaar te verbinden, waardoor de implementatie vastloopt ondanks een gedegen planvorming.
Een bruikbare metafoor hierbij is het ijsbergmodel van McClelland (1973), waarin slechts een klein deel van menselijk gedrag – of bij uitbreiding organisatieverandering – zichtbaar is, terwijl het grootste deel zich onder de oppervlakte afspeelt. In de context van verandermanagement betekent dit dat aandacht voor formele structuren (boven water) zonder gelijktijdige aandacht voor onderliggende normen, attitudes en sociale dynamiek (onder water) zelden tot duurzame verandering leidt (Kotter, 1996; Beer & Nohria, 2000).
In dit artikel worden vijf strategische interventiegebieden weergegeven die op grond van wetenschappelijke inzichten bijdragen aan het versnellen van organisatieverandering. Elk van deze gebieden richt zich op de vaak onderschatte maar cruciale factoren die onder de oppervlakte opereren.
1. Formuleer en operationaliseer succes voorafgaand aan de verandering
Een veelvoorkomende tekortkoming in verandertrajecten is het ontbreken van een gedeeld en concreet begrip van wat ‘succes’ betekent. Volgens Weick en Quinn (1999) is betekenisgeving (“sensemaking”) cruciaal in elke veranderingscontext. Het vooraf definiëren van kritieke succesfactoren en duidelijke Key Results voorkomt ambiguïteit en verhoogt de alignment tussen betrokkenen (Kaplan & Norton, 2004).
Daarnaast dient deze definitie van succes ingebed te zijn in een communicatieproces dat tweerichtingsverkeer faciliteert (Lewis, 2006). Participatie in het vroegtijdig formuleren van succescriteria verhoogt niet alleen de betrokkenheid, maar reduceert ook weerstand en cognitieve dissonantie (Festinger, 1957).
Te nemen actie:
Implementeer gezamenlijk gedefinieerde “objectives and key results” (OKR’s) vóór de start van de verandering. Gebruik dit als basis voor voortdurende monitoring en dialoog (Doerr, 2018; Locke & Latham, 2002).
2. Maak stakeholderbetrokkenheid betekenisvol in plaats van symbolisch
Vaak worden stakeholders gekozen op basis van hiërarchische positie in plaats van op veranderbereidheid of invloed binnen informele netwerken. Volgens Ford et al. (2008) vormt onvoldoende draagvlak bij sleutelpersonen een van de meest voorkomende oorzaken van mislukte verandertrajecten. Daarnaast toont onderzoek aan dat congruentie tussen formele macht en informele legitimiteit bepalend is voor implementatiesucces (Lines, 2004).
Het uitvoeren van een RACI-analyse (Responsible, Accountable, Consulted, Informed) en het expliciet maken van gedragsverwachtingen richting stakeholders is essentieel om hun rol substantieel en verantwoordelijk te maken (Hiatt, 2006).
Te nemen actie:
Zorg voor gedragscongruentie tussen wat wordt uitgesproken en wat wordt gedaan. Betrek stakeholders actief in feedbackcycli en leerprocessen (Argyris & Schön, 1996).
3. Positioneer lijnmanagement als actieve co-architecten van verandering
Lijnmanagers bevinden zich op het kruispunt van strategische intenties en operationele realiteit. Wanneer zij onvoldoende worden betrokken, ontstaat een kloof tussen planning en uitvoering (Balogun & Johnson, 2004). Lijnmanagement is niet alleen uitvoerder, maar vaak ook medebepaler van het informele narratief binnen de organisatie.
De implementatie van verandering vereist dus actieve betrokkenheid van deze groep, niet alleen als informant, maar als mede-eigenaar van het proces (Huy, 2001). Dit impliceert dat hun werkelijke capaciteiten, contextuele barrières en motivaties begrepen moeten worden om gedragsverandering mogelijk te maken.
Te nemen actie:
Implementeer dialogische interventies met lijnmanagement (Bushe & Marshak, 2009), gericht op het co-creëren van doelen en het balanceren van business-as-usual met transitieverantwoordelijkheden.
4. Adresseer cognitieve dissonantie als remmer van verandering en anticipeer hierop
Cognitieve dissonantie ontstaat wanneer individuen gedragingen moeten vertonen die niet stroken met hun overtuigingen of contextuele realiteit. Binnen verandertrajecten is dit fenomeen wijdverspreid, met name wanneer formele boodschappen niet overeenkomen met informele praktijken (Festinger, 1957; Oreg et al., 2011).
Dissonantie kan leiden tot vermijding, rationalisatie of sabotage van het veranderproces. Bewustwording en bespreekbaar maken van deze spanningen zijn cruciaal. Dit vereist psychologische veiligheid (Edmondson, 1999) en leiderschap dat kwetsbaarheid toelaat als voorwaarde voor gedragsverandering.
Te nemen actie:
Organiseer reflectieve interventies (bijvoorbeeld via learning teams of intervisie) waarin tegenstrijdigheden tussen beleid en praktijk bespreekbaar worden gemaakt en vertaald naar gedragsalternatieven.
5. Cultiveer zichtbaar, consistent en betekenisvol gedrag (‘conduct’) bij topmanagement
Gedrag is de meest zichtbare en impactvolle vorm van leiderschap tijdens verandering. Zoals Bandura (1977) aantoonde in zijn sociaal-cognitieve leertheorie: mensen leren primair via observatie. Topmanagement dat niet handelt in lijn met de veranderdoelen, ondermijnt de geloofwaardigheid van het hele traject.
Het creëren van een gedragsmodel vereist niet alleen intentie, maar structurele borging, bijvoorbeeld via gedragscodes, monitoring, feedback en peer accountability (Cameron & Quinn, 2011). Alleen wanneer leiders hun eigen gedrag congruent maken met de beoogde cultuur, ontstaat psychologische legitimiteit voor de rest van de organisatie.
Te nemen actie:
Gebruik het model van ‘behavioural anchoring’ (Goleman et al., 2013) om gedrag concreet te maken en koppel het aan beloning, beoordeling en erkenning binnen de organisatie. Introduceer ‘leadership alignment sessions’ als interventie-instrument.
LITERATUUR
- Argyris, C., & Schön, D. A. (1996). Organizational Learning II: Theory, Method, and Practice. Addison-Wesley.
- Armenakis, A. A., & Bedeian, A. G. (1999). Organizational Change: A Review of Theory and Research in the 1990s. Journal of Management, 25(3), 293–315.
- Balogun, J., & Johnson, G. (2004). Organizational Restructuring and Middle Manager Sensemaking. Academy of Management Journal, 47(4), 523–549.
- Bandura, A. (1977). Social Learning Theory. Prentice-Hall.
- Beer, M., & Nohria, N. (2000). Cracking the Code of Change. Harvard Business Review, 78(3), 133–141.
- Bushe, G. R., & Marshak, R. J. (2009). Revisioning Organization Development: Diagnostic and Dialogic Premises and Patterns of Practice. Journal of Applied Behavioral Science, 45(3), 348–368.
- Cameron, K. S., & Quinn, R. E. (2011). Diagnosing and Changing Organizational Culture: Based on the Competing Values Framework. Jossey-Bass.
- Doerr, J. (2018). Measure What Matters: How Google, Bono, and the Gates Foundation Rock the World with OKRs. Penguin.
- Edmondson, A. (1999). Psychological Safety and Learning Behavior in Work Teams. Administrative Science Quarterly, 44(2), 350–383.
- Festinger, L. (1957). A Theory of Cognitive Dissonance. Stanford University Press.
- Ford, J. D., Ford, L. W., & D’Amelio, A. (2008). Resistance to Change: The Rest of the Story. Academy of Management Review, 33(2), 362–377.
- Goleman, D., Boyatzis, R., & McKee, A. (2013). Primal Leadership: Unleashing the Power of Emotional Intelligence. Harvard Business Press.
- Hiatt, J. (2006). ADKAR: A Model for Change in Business, Government and our Community. Prosci.
- Huy, Q. N. (2001). In Praise of Middle Managers. Harvard Business Review, 79(8), 72–79.
- Kaplan, R. S., & Norton, D. P. (2004). Strategy Maps: Converting Intangible Assets into Tangible Outcomes. Harvard Business Press.
- Kotter, J. P. (1996). Leading Change. Harvard Business Press.
- Kotter, J. P., & Schlesinger, L. A. (2008). Choosing Strategies for Change. Harvard Business Review, 86(7), 130–139.
- Lewis, L. K. (2006). Employee Perspectives on Implementation Communication as Predictors of Perceptions of Success and Resistance. Western Journal of Communication, 70(1), 23–46.
- Lines, R. (2004). Influence of Participation in Strategic Change: Resistance, Organizational Commitment and Change Goal Achievement. Journal of Change Management, 4(3), 193–215.
- McClelland, D. C. (1973). Testing for Competence Rather Than for “Intelligence.” American Psychologist, 28(1), 1–14.
- Oreg, S., Vakola, M., & Armenakis, A. (2011). Change Recipients’ Reactions to Organizational Change: A 60-Year Review of Quantitative Studies. Journal of Applied Behavioral Science, 47(4), 461–524.
- Weick, K. E., & Quinn, R. E. (1999). Organizational Change and Development. Annual Review of Psychology, 50, 361–386.
Reageer op dit bericht