Bij het conventioneel niveau past het verhelderingsmodel. In dit model worden niet zozeer de waarden en normen overgedragen. Veel meer worden volgens de werkwijzen die passen bij dit model, mensen begeleid bij de uitleg van wat zich als moreel betekenisvol aandient, bij de bewustwording, het te voorschijn halen en expliciet maken van betekenissen van reeds in henzelf aanwezige morele inhouden en het stimuleren tot de verwoording van die morele inhouden en betekenissen. Uitgangspunt is dat een mens eigenlijk best veel weet en over veel morele ervaringen, uitgangspunten en aannames beschikt, ook al is veel van dat weten slechts op een latent niveau tot dan toe ‘vanzelfzwijgend’ aanwezig. Het gaat dan bijvoorbeeld om impliciete uitgangspunten bij keuzes, impliciete mens- en maatschappijbeelden, normatieve uitgangspunten, angsten, attitudes, motivaties, fantasieën en verwachtingen, en dergelijke. Al deze zaken kunnen verhelderd worden door ze te expliciteren. In het verhelderingsmodel wordt iemand geleerd de eigen waarden en normen te expliciteren, te concretiseren en te toetsen op consistentie (waarden onderling, en waarden met gedrag), en desgewenst te confronteren met alternatieven en de consequenties van de verschillende alternatieven tegen elkaar af te wegen en zelf keuzes te maken. De beïnvloedingsrelatie is in feite tamelijk horizontaal omdat geen morele inhouden worden overdragen.
Het verhelderingsmodel is de rechtstreekse erfgenaam van de socratische methode. In deze traditie wordt getracht de ander aan het denken te zetten. In de methode van de socratische dialoog gaat het om maieutiek, geestelijke verloskunde, waarin aan de gesprekspartner (bijvoorbeeld een collega) vragen worden gesteld om reeds aanwezige kennis en opvattingen naar buiten te brengen, om achter praktische kwesties principiële levens- (en beroeps-) problemen te laten ontdekken en om keuzes tot stand te laten komen op grond van gefundeerde argumenten, in volle klaarheid, vrijheid en verantwoordelijkheid, met als uiteindelijk doel de gesprekspartner tot zelfstandig denken te brengen. Daartoe kan het nodig zijn disfunctioneel denken te verhelderen. Kernpunt van methode van de socratische dialoog is, de ander, niet door overreding of confrontatie, maar door zorgvuldig gekozen vragen, attent te maken op contradicties of absurditeiten in diens denken en deze uit te nodigen het eigen standpunt beter, consistenter, plausibeler, te formuleren. Daarbij kan de methode van de socratische dialoog als uiteindelijk resultaat dat de dialoog eindigt in een aporie, een impasse vol perplexiteit waarin mislukking wordt toegegeven, met een sprankje hoop. Het wezen van socratische dialoog is de elenchus die erop gericht is de gesprekspartner een staat van nederigheid, perplexiteit en niet-weten te laten ervaren in de hoop dat dit diens intellectuele, persoonlijke en morele ontwikkeling bevordert. Doel van de methode van de socratische dialoog is het ophelderen van impliciete inhouden en speciaal contradicties daarin alsmede het torpederen van verwarde en slecht uitgedachte ideeën tot en met het laten ervaren van de ondervraagde van een toestand van perplexiteit.
Binnen de methode van de socratische dialoog kan men aldus twee stappen onderscheiden: het ophelderen van morele inhouden en het kritisch beschouwen van die inhouden op consistentie. Dit laatste heeft een zeker risico in zich, namelijk dat van de ontmaskering van de gesprekspartner. Die ontmaskering mag nimmer doel op zich zijn omdat daarmee de relatie een ongewenste lading krijgt.
Centraal in de methode van de socratische dialoog staat het samen zoeken, in plaats van de overdracht van wijsheid op grond van de autoriteit en deskundigheid van de gesprekspartner. Laatstgenoemde werkwijze zou volgens Socrates een passieve houding van de gesprekspartner in de hand werken en het daarmee gewekte minderwaardigheidsgevoel zou het zelfstandig worden van diens zedelijke persoonlijkheid belemmeren. Pasklare antwoorden voldoen ook niet vanwege het feit dat ieder mens een eigen, originele persoonlijkheid heeft zodat ieder probleem op een volstrekt individuele wijze beleefd wordt, nog afgezien van het feit dat bij iedere vraag de concrete omstandigheden hun specifiek stempel drukken. Om deze redenen kunnen inzichten niet zomaar van de ene persoon op de andere overgedragen worden, gelijk water van een volle vaas naar een minder volle vaas kan worden overgeheveld.
Verschil met het overdrachtsmodel is dat de beïnvloeder niet langer inhoudelijk normerend optreedt, maar het proces van verheldering begeleidt en daarbij op een tolerante wijze open staat voor heterogene morele inhouden.
In de literatuur wordt het verhelderingsmodel overigens soms ook anders uitgelegd. In die andere uitleg worden morele inhouden van anderen beschreven en verhelderd. Ook kan in het kader van een verhelderingsmodel de nadruk komen te liggen op het verhelderen van moreel relevante aspecten van een probleemsituatie. Deze varianten hebben echter meer kenmerken van het overdrachtsmodel dan van het verhelderingsmodel, met dien verstande dat in het overdrachtsmodel een duidelijke voorkeur wordt uitgesproken voor de overgedragen waarden en normen, Voorzover het gaat om het verduidelijken van posities en scenario’s, valt dit eerder onder het hierna te bespreken model van de scenarist.
Het verhelderingsmodel wordt naar twee kanten toe bekritiseerd:
- Is neutrale begeleiding wel mogelijk en niet zelftegenstrijdig? Draagt de beïnvloeder toch niet bewust of onbewust morele inhouden over? En in hoeverre dien je als gebruiker van de methode van de socratische dialoog niet al te beschikken over ‘de goede antwoorden’, met andere woorden: is een verhelderingsmodel niet stiekem subtiel sturen naar de opvattingen van de beïnvloeder?
De morele inhoud die immers in ieder geval wordt overdragen, is dat het de moeite waard is morele inhouden te verhelderen en daarin keuzes te maken. Dit bezwaar is niet terecht. De morele inhouden die al dan niet stilzwijgend worden overgedragen zijn geen echte morele inhouden, maar betreffen eerder heel algemene waarden die ten grondslag (zouden moeten) liggen aan elke morele discours, waarden zoals zelfinzicht, kritisch denken, consistentie, tolerantie, respect, rechtvaardigheid en autonomie. Tegen het al dan niet expliciet overdragen van deze waarden zijn weinig steekhoudende argumenten te bedenken, voor het achterhouden ervan wel. - Is neutrale begeleiding wel wenselijk? Leidt het gebruik van een (verabsoluteerd) verhelderingsmodel niet tot vrijblijvendheid en ruimhartige onverschilligheid? Wordt degene die beïnvloed wordt, niet in de steek gelaten door geen voorkeur voor waarden uit te spreken? Het verhelderingsmodel verplicht in feite tot niets, althans tot weinig meer dan het inzicht dat er waarden en normen zijn waartussen men kan kiezen. Belangrijk is dát iemand kiest, niet wát iemand kiest, en dat kan leiden tot moreel onverschilligheid en zelfs het relativisme van ‘anything goes’ waarin geen aandacht wordt besteed aan de geldigheid van morele claims.
Het verhelderingsmodel kan het waardenoverdrachtsmodel niet vervangen. Waardenoverdracht is niet alleen onontkoombaar, maar ook in zekere zin de voorwaarde voor waardenverheldering. Bewustwording door verheldering van eigen waarden en normen kan alleen als iemand al is gesocialiseerd in een waardengemeenschap en zich waarden en normen heeft eigen gemaakt, dit indachtig het eerder weergegeven citaat van Peters.
Op het conventioneel niveau kan het verhelderingsmodel wel een stimulerende werking hebben: men leert immers eigen morele inhouden op te helderen en eventueel met andere morele inhouden te vergelijken en ter discussie te stellen, wat in feite een uitnodiging is om op een postconventioneel niveau van moreel redeneren te functioneren.
Het verhelderingsmodel zal, indien het erom te doen is, ‘possible courses of moral action’ met elkaar te vergelijken, overgaan in een scenarist-model, en wanneer wordt aangestuurd op rationele vergelijking van morele inhouden, geleidelijk het karakter krijgen van een argumentatiemodel.
Reageer op dit bericht