Onderstaand zijn de belangrijkste treasury-begrippen weergegeven.
Aansprakelijk vermogen (garantie vermogen): De solvabiliteit betreft de verhouding tussen eigen vermogen/totaal vermogen. Banken corrigeren deze solvabiliteit in veel gevallen en noemen dat dan (bancair) aansprakelijk vermogen. Er zijn twee soorten correcties die de bank toepast, binnen de balans en buiten de balans. Bij correcties die kunnen worden uitgevoerd binnen de balans kan worden gedacht aan immateriële activa (bijvoorbeeld goodwill of octrooien), stille reserves in materiële vaste activa (bijvoorbeeld in het bedrijfspand of machinepark), vorderingen op gelieerde partijen of de aandeelhouder in privé en achtergestelde leningen. Correcties buiten de balans zijn met name aan de orde als de DGA hoofdelijk aansprakelijk is of er sprake is van een IB onderneming. Het gaat dan bijvoorbeeld om correcties met betrekking tot de privébezittingen en de privéschulden van de ondernemer in privé.
Achtergestelde lening (subordinated debt): Een achtergestelde lening is een lening waarbij de schuldeiser in het geval van faillissement van de schuldenaar wordt achtergesteld ten opzichte van concurrente (gewone) schuldeisers. De achtergestelde lening heeft slechts voorrang ten opzichte van de aandeelhouders, vennoten of inbrengers. Als gevolg van het hogere risico dat de schuldeiser bij achtergesteldheid loopt, wordt over het algemeen een hogere rente vergoed. Door financiers wordt een achtergestelde lening tot het eigen vermogen gerekend. Vaak worden door financiers aanvullende voorwaarden bedongen die van invloed kunnen zijn op de uitbetaling van rente en/of aflossing van de achtergestelde lening. Achterstelling kan men bereiken door dit contractueel met elkaar af te spreken.
Acquisition finance: Een specifieke term die gebruikt wordt voor de schuld-financiering van de aankoop van een bedrijf.
Afsluitprovisie: Een eenmalig bedrag welke de geldverstrekker in rekening brengt bij het afsluiten van een financiering.
Amortisatie: Aflossing volgens een vooraf vastgelegd schema.
Annuïteitenlening: Een annuïteitenlening betreft een lening waarvan de rentebetalingen en de aflossingen plaatsvinden door middel van annuïteiten. Het kenmerk van een dergelijke lening is dat periodiek hetzelfde bedrag (de annuïteit) aan de geldgever wordt betaald. De annuïteit bevat zowel een rente als aflossingscomponent.
Asset-based financiering: Asset-based financiering betreft een vorm van bedrijfskrediet op basis van zekerheden/onderpanden, zoals bijvoorbeeld debiteuren, equipement en voorraden. Dit is een flexibele financieringsvorm waarmee vaak maximale liquiditeiten vrij gemaakt kunnen worden op basis van actuele omzetcijfers. Dit in tegenstelling tot kredietvormen waarbij de nadruk ligt op historische cijfers zoals balansratio’s. Bekende instrumenten van deze financieringsvorm zijn bijvoorbeeld leasing en factoring.
Balloon financiering: Dit betreft lease waarbij één betalingstermijn (aflossing) substantieel hoger ligt dan de overige leasetermijnen. Door deze eenmalige hogere aflossing, zijn de overige aflossingen en daarmee de termijnen beduidend lager. Het gaat hier doorgaans om de slottermijn die afwijkt, omdat bij een leasefinanciering de restwaarde van het onderliggende activum gebruikt wordt voor de betreffende aflossing.
Balansverlenging: Vergroting van het balanstotaal door gelijktijdige toename van de passiva en activa. Balansverlenging heeft direct effect op verschillende financiële ratio’s.
Bankgarantie: Dit betreft een onherroepelijke verklaring van een bank dat deze garant staat voor de betaling van een bepaalde som geld aan een specifieke begunstigde. Uitbetaling vindt plaats onder bepaalde voorwaarden, in een situatie die daartoe aanleiding geeft. Zo kan een onderneming een garantie stellen ten behoeve van een verhuurder of een leverancier die zekerheid wenst dat de klant zijn betalingsverplichting nakomt.
Basel I-II-III: Dit betreffen toezichthoudende eisen die zijn uitgevaardigd door het Basel Comité voor Bankentoezicht met betrekking tot de solvabiliteit en liquiditeit van banken. Het eerste Basel Kapitaalakkoord stamt uit 1988. Vanaf 1 januari 2013 zijn de Basel III eisen gefaseerd ingevoerd, de volledige set eisen is van kracht per 1 januari 2018. Het achterliggende doel is het realiseren van een stabielere bankensector, doordat de banken naar verwachting beter in staat zullen zijn om verliezen op te vangen.
Basispunt: Een basispunt (soms aangeduid als bp of %) is een eenheid die gelijk is aan 1/100e van een procentpunt. De term basispunt wordt vaak gebruikt om veranderingen van minder dan 1 procentpunt uit te drukken. Het is in de financiële sector gangbaar om het aantal basispunten te gebruiken om een verandering in de rentestand van financiële instrumenten, of het verschil (Engels: spread) tussen twee rentetarieven aan te duiden. Dit is deels het gevolg van het grote effect dat kleine veranderingen op financiële instrumenten hebben. De term basispunt wordt ook gebruikt voor het berekenen van veranderingen in aandelenindices en om het rendement op vastrentende obligaties uit te drukken.
Bereidstellingsprovisie: Dit betreft een vergoeding die een financier vraagt voor het op een later tijdstip dan het contractmoment opnemen van de financiering. Wanneer een geldverstrekker geld inkoopt, maar de daadwerkelijke verstrekking van een financiering nog niet heeft plaatsgevonden, dan kost dat de geldverstrekker geld. Er wordt immers nog geen rente over de lening ontvangen en het bedrag is reeds ingekocht en gereserveerd voor de lening. De kosten die geldverstrekkers maken bij o.a langere offertetrajecten rekent men door aan de klant middels een bereidstellingsprovisie.
Betalingscapaciteit: Dit betreft het bedrag dat beschikbaar is om rente en aflossingsverplichtingen te kunnen voldoen. In de praktijk is dit één van de belangrijkste criteria waarop een financier een financieringsaanvraag zal beoordelen.
BKR registratie: Bureau Krediet Registratie (BKR) informeert aangesloten organisaties (deelnemers) over kredieten die consumenten hebben afgesloten. Deze informatie helpt deelnemers bij hun afweging of het verantwoord is een nieuw krediet te verstrekken. Zo helpt BKR krediet- en betalingsrisico’s te beperken en overkreditering en andere problematische schuldsituaties te voorkomen. Indien een persoon problemen heeft gehad met het voldoen van zijn financieringsverplichtingen, dan krijgt deze persoon een BKR codering. Op basis van deze BKR codering kunnen deelnemers inschatten wat het risicoprofiel is van een consument op dit gebied.
Blanco financiering: Dit betreft een lening waarbij de leningnemer geen zekerheden of onderpand afgeeft aan de leninggever. Indien de leningnemer in betalingsproblemen komt, dan kan de leninggever dus niet terugvallen op het uitwinnen van zekerheden of onderpand.
Blokkade: Aanduiding dat de relatie niet over (een gedeelte van) de kredietfaciliteit mag beschikken.
– Saldo-verhogende blokkade: uit hoofde van een door de bank ten behoeve van de relatie op zich genomen verplichting; bijv. een afgegeven bankgarantie;
– Limiet-verlagende blokkade: uit hoofde van het feit dat de relatie nog niet aan alle voorwaarden die aan het ter beschikking stellen van de faciliteit zijn gesteld, heeft voldaan; bijvoorbeeld niet alle essentiële zekerheden zijn gevestigd.
Blue chip: Dit betreft een zeer solvabele kredietnemer. Formeel aanduiding voor een aandeel in een financieel sterke, goed geleide onderneming, die zich in de belangstelling van institutionele beleggers mag verheugen.
BMKB: Besluit Borgstelling MKB Kredieten: De BMKB-regeling (voorheen BBMKB) is een regeling waarbij de Nederlandse overheid borg staat voor een bepaald bedrag voor een bedrijfsfinanciering. Van de regeling kan gebruik worden gemaakt indien een onderneming een lening wenst af te sluiten, maar aan de bank te weinig zekerheid geboden kan worden (‘onderpand’, zoals gebouwen of machines).
Bouwdepot: Een bouwdepot betreft feitelijk een aparte spaarpot waarin de bank een financiering verstrekt in het geval de financiering nog niet direct besteed kan worden. Een bouwdepot komt bijvoorbeeld vaak voor in geval van financiering van een nieuw te realiseren woning, bedrijfspand of verbouwing. Uit het depot worden dan door de bank de verschillende bouwtermijnen betaald. Voor de bank ontstaat een additioneel voordeel dat bestedingscontrole mogelijk is. Over het bedrag in het bouwdepot ontvangt de hypotheekgever een vergoeding die gelijk is aan of iets lager is dan de te betalen hypotheekrente.
Boeterente: Vergoeding voor vervroegde aflossing. Indien de kredietnemer een hoger bedrag vervroegd aflost dan is overeengekomen, moet hij de contante waarde vergoeden van het nadelige verschil tussen de rente die de bank over de resterende looptijd zou hebben ontvangen indien de vervroegde aflossing niet zou hebben plaatsgevonden en de rente die de bank op de interbancaire markt zou kunnen ontvangen over leningen die qua grootte gelijk zijn aan de vervroegde aflossing en qua looptijd gelijk aan de resterende looptijd.
Borgstelling: Een borgstelling wordt ook wel borgtocht genoemd. Het is een overeenkomst waarbij een derde (de borg) de verplichting aangaat om de prestatie die de schuldenaar moet verrichten ten opzichte van de schuldeiser, zelf (deels) na te komen indien de schuldenaar in gebreke blijft. De hoogte van het bedrag van de borgtocht wordt vooraf vastgesteld, vaak in een separate overeenkomst en heeft een directe verbinding met de onderliggende overeenkomst. De borgstelling dient in alle gevallen duidelijk te omschrijven waarvoor de borg garant staat. Als de borgstelling wordt afgegeven door een natuurlijk persoon, dan dient nog een aantal aspecten in acht te worden genomen. Onderscheid wordt dan gemaakt tussen een zakelijke en een particuliere borg. Van een zakelijke borg wordt gesproken indien de borgstelling wordt afgegeven door bijvoorbeeld de directeur van een vennootschap die tevens de meerderheid van het aandelenkapitaal in de vennootschap heeft. Indien nu diezelfde directeur geen aandeelhouder is of slechts voor een klein deel, dan is sprake van een particuliere borg en gelden enkele bijzondere regels. Zo dient in ieder geval een maximumbedrag te zijn opgenomen in de overeenkomst van borgtocht waarvoor de borg zich aansprakelijk stelt. Een ander aspect doet zich voor bij de gehuwde borg. Indien de eerder genoemde directeur van de vennootschap getrouwd is, dan dient de echtgenoot van de directeur met de borgtocht in te stemmen. Het is dan ook verstandig om in zo’n geval de echtgenoot te laten meetekenen. Dit meetekenen kan echter weer achterwege blijven indien de borgstelling wordt afgegeven uit hoofde van de normale beroeps- of bedrijfsuitoefening.
Borrowing Base: Maximum bedrag van een kredietfaciliteit wordt bepaald door de dekkingswaarde van de verhypothekeerde/verpande activa.
Bridging credit/loan: Zie Overbruggingskrediet.
BSK: Afkorting van borgstellingskrediet.
Bullet lening: Leining die op het einde van de looptijd in één keer wordt terugbetaald.
Business Angels: Een business angel is een term die gebruikt wordt om informal investors aan te duiden, waarmee welvarende personen worden bedoeld die een kapitaal beschikbaar stellen voor een bedrijf start-up of productontwikkeling, meestal in ruil voor converteerbare schuld of eigendom eigen vermogen. De investeringen kenmerken zich door hun hoge risicoprofiel, zoals starters en bedrijven of producten in ontwikkeling. Een klein, maar groeiend aantal business angels organiseren zich in groepen of netwerken om onderzoek te delen en investeringskapitaal te bundelen, alsook om advies te geven aan hun portfolio ondernemingen.
Carried interest: Een regeling waarbij een investeringsmanager die een investering in een onderneming arrangeert een recht krijgt door middel van aandelen of opties om in de toekomstige winst van de onderneming mee te delen. Dit instrument wordt gebruikt bij participatiemaatschappijen.
Cash settlement: staat voor het afwikkelen van financiële derivaten. Het verrekenen van de waarde bij de afwikkeling van financiële derivaten.
Cash sweep: Een “Cash sweep”-regeling houdt in dat alle geldmiddelen die overblijven nadat de reguliere exploitatiekosten zijn betaald, voor de vermindering van de schuldenlast worden aangewend.
Cessie: Cessie is de overdracht van vorderingen op naam. Degene die afstand doet van een vordering op naam wordt aangeduid als cedent, de verkrijger heet cessionaris en de schuldenaar van de vordering wordt vaak aangeduid met debitor cessus of eenvoudigweg cessus.
Change of Control Clausule: Bepaling in overeenkomsten van de onderneming (bv. een lening door een bank) die stellen dat, indien de eigendom of zeggenschapstructuur van de onderneming wijzigt, het contract niet langer geldig is of ontbonden wordt. Bij de analyse van de juridische continuïteit van de overname is een identificatie van de Change of Control Clausule belangrijk.
(Bank) Convenant: Wanneer een financiële instelling een lening en/of krediet verstrekt, is er de mogelijkheid dat er aanvullende afspraken worden gemaakt en vastgelegd, de zogenaamde (bank)convenanten. In deze convenanten worden bepalingen opgenomen waaraan de lener zich dient te houden, zoals het voldoen aan bepaalde ratio’s. Daarnaast zijn er ook bepalingen waarin is opgenomen wat de lener juist niet mag doen, zoals het verstrekken van pandrecht of verkopen van aandelen zonder dat de bank hierin gekend is en goedkeuring voor heeft gegeven. De financier maakt gebruik van deze convenanten om de lener te kunnen controleren en mogelijk aan te spreken. Voorbeelden van convenanten:
– Kasstroom: Debt Service Coverage (DSCR) (minimaal ..)
– Leverage: DEBT to EBITDA (minimaal ..)
– Material Adverse Change Clause
– No change of ownership
– No change of control/management
– Cross default
– Non-dividend verklaring
– Negative en positive pledge
– Pari Passu
Converteerbare lening: Een converteerbare lening is een lening die onder bepaalde voorwaarden kan worden omgezet in een vooraf vastgesteld aantal aandelen op een vooraf vastgestelde datum. Als de leninggever besluit om van zijn recht gebruik te maken, dan wordt vreemd vermogen omgezet in eigen vermogen van de onderneming.
Cross default: Cross default is een clausule in een leningsovereenkomst. Deze bepaling houdt in dat wanneer er een schending plaats heeft gevonden in enig convenant of enige andere financiering van de onderneming, dit automatisch tot gevolg heeft dat ook de lening met de cross default clause opeisbaar wordt. Hierdoor kan een domino-effect op treden; alle financieringen met een cross default clausule worden onmiddellijk opeisbaar.
Crowdfunding: Het verkrijgen van (start-)kapitaal door ondernemers via (online) platforms, zonder tussenkomst van financiële instellingen of investeringsmaatschappijen vanuit een grote hoeveelheid kleine particuliere investeerders. Crowdfunding heeft door de opkomst van social media een grote vlucht genomen, omdat (kleine) investeerders makkelijker te vinden zijn.
Current Ratio: De Current Ratio is een (liquiditeits)kengetal dat inzicht geeft in de mate waarin de onderneming in staat is haar kortlopende schulden te voldoen, uitgaande van de op de balans aanwezige vlottende activa (inclusief voorraad). De formule: Current Ratio = vlottende activa (inclusief voorraad) / kort vreemd vermogen. Het verschil tussen de Quick Ratio en de Current Ratio zit in het feit dat de Quick Ratio de voorraden niet meeneemt en de Current Ratio wel.
Debiteurenopslag: De debiteurenopslag is naast de basisrente en de liquiditeitsopslag één van de drie componenten van de rentevoet voor het vreemd vermogen. De debiteurenopslag bestaat op haar beurt uit twee delen: een ‘handlings’-component (die aangeeft hoeveel kosten een bank moet maken om een debiteur te monitoren) en een risico-opslag. Die risico-opslag wordt bepaald door diverse factoren en is per bank verschillend. In het algemeen zal gelden: hoe beter de informatie en hoe ruimer wordt voldaan aan relevante criteria, des te lager de risico-opslag.
Debt ratio: De debt ratio geeft inzicht in de aanwezigheid van het vreemd vermogen in verhouding tot de totale financiering van de onderneming. Formule: Debt ratio = Totaal vreemd vermogen / Totaal vermogen.
Debt to EBITDA: Debt to EBITDA is a een kengetal waarmee inzicht wordt verkregen in de verhouding van het vreemd vermogen ten opzichte van het bedrijfsresultaat voor rente, belasting en aflossing. Deze ratio geeft een inschatting van de termijn waarop een onderneming haar schuld kan aflossen. De debt to EBITDA ratio wordt met name gebruikt voor de inschatting van het (krediet)risico. Hoe hoger de debt to EBITDA ratio hoe hoger de schuld en het risico. De formule: Debt to EBITDA = (debt / EBITDA).
Debt to equity ratio: De debt to equity ratio geeft inzicht in de verhouding vreemd vermogen versus eigen vermogen. Formule: Debt-to-equity-ratio = Totaal Vreemd Vermogen / Totaal Eigen vermogen.
Debt Service Coverage Ratio (DSCR): Deze ratio wordt gebruikt om een beeld te krijgen van de betalingscapaciteit (Debt Service) van een onderneming in verhouding tot de financiële verplichtingen (betalingscapaciteit / financiële verplichtingen). De betalingscapaciteit betreft de vrije geldstroom binnen de onderneming: het resultaat na belasting, gecorrigeerd voor de afschrijvingen en rentelasten. Echter dienen eventuele privéopnamen bij een IB onderneming (eenmanszaak of V.o.f.) en structurele vervangingsinvesteringen er weer bij opgeteld te worden. De financiële verplichtingen betreffen het totaal aan rente en aflossingen.
Derivaat: Een derivaat, in financiële zin, is een verzamelnaam voor een groot aantal afgeleide financiële producten. Belangrijkste kenmerken van een derivaat zijn de beperkte levensduur en het feit dat de waarde van het derivaat is afgeleid van een ander goed, zogenaamde onderliggende waarde. Bekende voorbeelden van derivaten zijn opties, futures, swaps en warrants.
Dienst der lening: Onder ‘dienst der lening’ wordt een vergoeding verstaan voor het administreren van de lening.
DSL = Dutch State Loans: Voor deposito’s die gemeenten langer dan een jaar aanhouden in de schatkist geldt het DSL (Dutch State Loans) tarief.
DTC = Dutch Treasury Certificates: Gemeenten krijgen op hun deposito’s in de schatkist het Dutch Treasury Certificates (DTC) tarief. Voor deposito’s die gemeenten korter dan een jaar aanhouden in de schatkist geldt het DTC (Dutch Treasury Certificates) tarief.
EBIT: EBIT staat voor Earnings Before Interest and Taxes. De omzet minus kostprijs minus overige bedrijfskosten. Anders gesteld het resultaat vóór rente, belastingen en buitengewoon resultaat, ofwel het bedrijfsresultaat.
EBITDA(E): EBITDA(E) staat voor Earnings Before Interest, Taxes, Depreciation, Amortization and Exceptional Items. Bedrijfsresultaat vóór afschrijving goodwill en materiële vaste activa.
Effectieve rente: De rente waarbij rekening is gehouden met afsluitkosten, het tijdstip van betalen, het aantal betalingen per jaar en de looptijd van de lening. Hierdoor kan de effectieve rente afwijken van de contractrente.
Eonia: Eonia is de afkorting van Euro Over Night Index Average. Eonia is het eendaags interbancaire rentetarief voor het eurogebied. Eonia wordt berekend aan de hand van de tarieven waartegen een groot aantal Europese banken elkaar ongedekte leningen verstrekken met een looptijd van slechts 1 dag. Deze panelbanken zijn dezelfde banken die ook meegenomen worden bij de berekening van de Euribor tarieven. Het Eonia tarief is veel minder bekend en wordt minder gevolgd dan de Euribor tarieven. Dit hangt onder andere samen met het feit dat Eonia vanwege de hele korte looptijd voornamelijk gebruikt wordt als referentierente binnen de professionele financiële wereld, terwijl Euribor ook als referentie voor particulieren producten als hypotheken, kredieten en spaarrekeningen gebruikt wordt. De hoogte van het Eonia rente tarief hangt met name af van de economische omstandigheden zoals de groei van de economie en de hoogte van de inflatie.
Equity kicker: Instrument waarbij de financier van de transactie een aandeel in het eigen vermogen van de onderneming krijgt. Op de lang termijn kan het rendement op de financiering aanzienlijk verhoogd worden door de opbrengst van de verkoop van dit aandeel.
ESCROW: Financiële garantie van een verkoper bij een overname door middel van een gestort bedrag op een separate bankrekening, waarop onder voorwaarden de verkoper al dan niet eenzijdig een beroep kan doen. Het bedrag kan vervangen worden door een bankgarantie.
EURIBOR: Euribor is een afkorting van Euro Interbank Offered Rate. Euribor is de rente waartegen een aantal Europese banken bereid zijn leningen in euro’s tegen elkaar te verstrekken. De Euribor rente tarieven worden in de financiële wereld ook gebruikt voor het vaststellen van rentes voor bijvoorbeeld hypotheken, leningen, spaarrekeningen en renteswaps.
Factoring: Factoring is een kredietvorm waarbij het juridische eigendom van de debiteurenportefeuille wordt overgedragen aan een extern bedrijf. Dit bedrijf, de factor, zorgt voor het beheer, de administratie en het incasso van de debiteuren in portefeuille. Het betalingsrisico ligt bij de factor. Het bedrijf dat de debiteuren uitbesteedt ontvangt direct bij verkoop het verkoopbedrag minus een percentage van de factormaatschappij. De factor geeft per debiteur limieten af waarbinnen de aangesloten onderneming kan leveren. Deze limieten zijn doorgaans ruimer dan bij bancaire financieringen. De leverancier die van factoring gebruik maakt, kan op zijn debiteuren onmiddellijk krediet opnemen tot het gecontracteerde maximum. Factoring betekent voor de betreffende ondernemer een verlichting van de financieringsproblematiek, verlichting van administratieve werkzaamheden en een volledige exportkredietverzekering. Dit laatste maakt factoring bij exporttransacties nuttig. Factoring kan net als financial lease en vastgoedfinancieringen geplaatst worden onder de noemer objectfinancieringen.
Financial Lease: Een financieringsovereenkomst waarbij een lease-object (bijvoorbeeld een auto of machine), tegen periodieke betaling van de overeengekomen leasetermijnen, voor een vaste periode, door een leasemaatschappij (lessor) aan de gebruiker (lessee) ter beschikking wordt gesteld. Het juridische eigendom is in handen van de lessor, het economische bij de lessee. Een financial lease wordt, in tegenstelling tot een operational lease, op de balans opgenomen.
GO-Financiering: GO = Garantie Ondernemingsfinanciering. Dit betreft een garantieregeling die de overheid kan afgeven bij het aantrekken van bankleningen door (middel) grote ondernemingen. Financiers krijgen van de overheid een garantie van 50%. De looptijd van de garantie is maximaal 8 jaar.
Groeifaciliteit: Een door de overheid in het leven geroepen garantieregeling voor het MKB. De regeling biedt banken en participatiemaatschappijen (financiers) een staatsgarantie van vijftig procent voor hun financieringen met nieuw verstrekt risicodragend vermogen aan het MKB. Als een financier verlies lijdt op de investering, kan hij 50% declareren. De garantie geldt onder meer voor verlies bij verkoop van aandelen, kwijtschelding van een lening of faillissement. De looptijd van de garantie is maximaal 12 jaar.
Gouden balansregel / ratio: Deze regel houdt in dat het vermogen qua looptijd zoveel mogelijk afgestemd dient te worden op de omlooptijd van de activa. Anders gezegd, de materiële vaste activa worden gefinancierd met eigen vermogen en langlopende schulden. Vlottende activa dienen met kortlopende schulden te zijn gefinancierd. Hoewel inmiddels ruimer wordt gedacht over deze stelling, geldt in ieder geval nog steeds dat materiële vaste activa niet gefinancierd dient te worden met kortlopende schulden. De gouden balansratio geeft inzicht in de mate waarin de vaste activa zijn gefinancierd met eigen vermogen of langlopende middelen. Formule: Gouden balans ratio = vaste activa ÷ ( eigen vermogen + voorzieningen langlopende schulden).
Herfinanciering: Het optimaliseren van de lopende financieringsstructuur. Na een analyse van de lopende leningen, garanties, rekening courantverhoudingen, etc. volgt een plan van aanpak om in overleg met de banken/financiers tot een betere (en wanneer mogelijk goedkopere) structuur te komen.
Hoofdelijke aansprakelijkheid: Dit betekent dat wanneer meerdere personen gezamenlijk een schuld aangaan, de schuldeiser het volledige bedrag bij elk van hen kan opeisen. De schuldeiser heeft tegenover ieder van hen recht op nakoming van het geheel. Degene die wordt aangesproken voor het geheel heeft overigens wel regres op zijn medeschuldenaren, dat wil zeggen hij kan het deel waarvoor hij “teveel” is aangesproken bij die medeschuldenaren opeisen.
Hypothecaire inschrijving: De hypothecaire inschrijving is de vermelding van een recht van hypotheek in het hypotheekregister. Hierbij wordt vermeld aan wie dit recht is verleend en voor welk bedrag. Op het moment van inschrijving komt de hypotheek tot stand.
Hypotheek: De hypotheek is een lening met het recht van hypotheek als zekerheid. Een hypotheek is hetzelfde als een hypothecaire lening. Daarnaast heeft men nog het recht van hypotheek, wat ook hypotheek genoemd wordt en dat is hetgene dat als zekerheid dient.
– Recht van hypotheek: Het recht van hypotheek is een zakelijk recht op andermans registergoed, bedoeld om een vordering bij voorrang op de opbrengst van dat registergoed te verhalen. Het recht van hypotheek geeft de hypotheekhouder de bevoegdheid om bij niet-nakoming door de hypotheekgever van de hypothecaire verplichtingen, in beginsel zonder tussenkomst van de rechter, de onroerende zaak gedwongen te verkopen en de koopsom aan de notaris te geven. De hypotheekhouder heeft vervolgens voorrang op de opbrengst ten opzichte van andere crediteuren en is dan ook preferent.
– Bankhypotheek: Een bankhypotheek is een hypothecaire zekerheid voor al hetgeen een debiteur uit hoofde van zijn bancaire betrekking op dit moment of in de toekomst schuldig mocht zijn of worden. Dit recht van hypotheek blijft bestaan ook indien de debiteur geen schuld meer heeft aan de bank. De hypotheek vervalt pas als deze doorgehaald is. Het voordeel van de vorm van hypotheek is dat afgeloste bedragen in overleg met de bank opnieuw opgenomen kunnen worden zonder dat men opnieuw naar de notaris moet.
– Vaste hypotheek: Bij een vaste hypotheek is er een directe koppeling tussen de geldlening en de hypotheek. In de hypotheekakte is geregeld dat naarmate op de lening wordt afgelost, waardoor de schuld daalt, ook de waarde van het hypotheekrecht daalt. Het nadeel van deze hypotheekvorm is dat eerder afgeloste bedragen niet meer kunnen worden opgenomen.
IBAN: IBAN staat voor International Bank Account Number en is het internationale rekeningnummer voor alle inwoners van landen in Europa. Het identificeert elke rekening, de bank en het land waar ze gehouden wordt. Dat maakt geld overmaken en betalingen doen binnen Europa gemakkelijker.
Informal investor: Een particuliere investeerder in (of geldvertrekker aan) een onderneming. De investeerder kan (mede) eigenaar van de onderneming worden en brengt in veel gevallen vakinhoudelijke kennis mee en denkt actief mee met de ondernemer. Door de inhoudelijke kennis en ervaring zal de informal investor eerder dan andere partijen bereid zijn een investering te doen, omdat hij de risico’s beter kan inschatten.
Innovatiekrediet: Krediet dat is bestemd voor de financiering van veelbelovende innovatieve projecten. De financiering van het innovatiekrediet komt vanuit het Innovatiefonds MKB+ van het Ministerie van Economische Zaken.
Insolventie: Insolventie is een Europees erkende term waarmee het financieel onvermogen van ondernemingen en particulieren wordt aangegeven. De term is afgeleid van het Latijnse werkwoord solvere, dat betalen betekent.
Interest Coverage Ratio (ICR) ofwel rentedekkingsfactor: Deze ratio geeft inzicht in de mate waarin de onderneming aan haar huidige of toekomstige rentelasten kan voldoen. Deze ratio wordt met name gebruikt door kredietverstrekkers. In formule: Rentedekkingsfactor = bedrijfsresultaat / rentelasten vreemd vermogen.
Interne Rentabiliteit-methode (IRR): Deze methode berekent de rentabiliteit van een investering. De methode meet de rentabiliteit van een investering door de discontovoet c.q. rekenrente zo aan te passen dat de contante waarde van de verwachtte cashflows gelijk is aan het investeringbedrag.
Kasvoorschotprovisie: Is een vergoeding voor het ter beschikking stellen van een krediet. Daar waar een kredietprovisie meestal berekend wordt over de gehele kredietlimiet, wordt een kasvoorschotprovisie vaak berekend over de hoogste debetstand. Bij een niet intensief kredietgebruik kan kasvoorschotprovisie dus gunstiger uitpakken dan kredietprovisie.
Kredietprovisie: De aan de bank verschuldigde vergoeding over de hoogte van de kredietlimiet. Deze vergoeding wordt betaald voor de kosten die de bank maakt voor het beschikbaar houden van de middelen tot aan de kredietlimiet.
Krediet rating: Kredietbeoordelingsinstellingen zoals Moody’s en S&P geven met hun kredietrating aan wat de kredietwaardigheid van landen en bedrijven is. Kredietratings van AAA, AA, A en BBB zijn zeer positief (dus de kans op een faillissement is zeer klein). Vanaf BB is de kredietwaardigheid minder en bij CCC tot C is er een aanzienlijk risico. DDD tot D betekent dat crediteuren niet langer rente of hoofdsom betaald krijgen.
Kredietrisico: De term waarmee het risico dat banken verlies lijden op leningen aan particulieren, bedrijven en andere organisaties wordt aangegeven.
Kredietverzekering: Een kredietverzekering is een verzekering die het risico van non-betaling in een debiteurenportefeuille dekt. Dit is echter vaak alleen het geval wanneer een afnemer niet meer in staat is om te betalen en dus niet in het geval een afnemer niet meer wíl betalen. Er zijn verschillende vormen van kredietverzekeringen, bijvoorbeeld een verzekering per transactie, per debiteur, voor bepaalde landen of een omzetverzekering.
Lening: Een overeenkomst, waarbij de ene partij aan de andere een geldbedrag verstrekt met de verplichting een gelijk bedrag op termijn terug te geven. De afgesproken rente dient als vergoeding voor het verstrekte geldbedrag. Het verschil tussen een lening en een krediet is dat een lening een vaste hoofdsom kent en een vast schema van aflossingen heeft (dit schema van aflossingen kan ook nul zijn). Voor de rente kan een keuze gemaakt worden uit variabele rente of rentevast voor een bepaalde tijd.
Letter of credit: De Letter of Credit is document waarin is opgenomen een verplichting van de bank van de koper om aan de verkoper een bepaald bedrag op een bepaalde datum uit te betalen of een wissel te accepteren. In het internationaal handelsverkeer is deze kredietvorm een middel om de belangen van zowel de verkoper als de koper op een evenwichtige wijze te regelen.
Leverage: De leverage van een onderneming geeft aan hoeveel procent van het balanstotaal uit vreemd vermogen bestaat. Ondernemingen met een hoge leverage hebben een relatief groot gedeelte van haar balans met vreemd vermogen gefinancierd. Hoe hoger de leverage, hoe lager de solvabiliteit van een onderneming en hoe hoger het risico voor verstrekkers van vermogen. Bedrijven met een hoge leverage zijn over het algemeen kwetsbaarder, dit is het gevolg van een relatief hoge rentelast die door de bedrijfsresultaten moet worden opgevangen. Als compensatie vragen verstrekkers van (vreemd) vermogen een hogere (rente) vergoeding naarmate de leverage toeneemt.
Libor: LIBOR staat voor London Interbank Offer Rate. Het is de rente die banken elkaar in rekening brengen voor leningen in het interbancaire circuit in Londen. De LIBOR wordt meerdere keren per dag officieel vastgesteld.
Liquiditeit: Een onderneming is liquide als er op korte termijn aan de betalingsverplichtingen kan worden voldaan. Veel gebruikte kengetallen hiervoor zijn de current ratio en de quick ratio.
Liquiditeitsopslag: De liquiditeitsopslag is naast de basisrente en de debiteurenopslag één van de drie componenten van de rentevoet voor het vreemd vermogen. Met de liquiditeitsopslag worden de liquiditeitskosten voor de bank bedoeld, oftewel de kosten die banken moeten maken om geld aan te kunnen trekken en die vervolgens vertaald worden naar de klant.
Loan to Value Ratio (LTV /LtoV): De Loan to Value is de verhouding tussen de hoogte van de financiering en de (taxatie-)waarde van het onderpand. Deze ratio kan worden vastgesteld met verschillende waarderingsbegrippen als uitgangspunt, zoals de Markt Waarde / Vrije Verkoop Waarde of de Executiewaarde. De banken hanteren hiervoor op dit moment een norm van maximaal 60-70%. De financier kan bijvoorbeeld gedurende de looptijd van een bepaalde financiering in haar voorwaarden een maximumverhouding tussen de hoogte van de nog niet afgeloste bankfinanciering en de actuele waarde van het onderpand opnemen. Indien deze maximumverhouding wordt overschreden (bijvoorbeeld als gevolg van waardedaling van het vastgoed), dan kan de bank bepaalde maatregelen afdwingen, zoals extra of versnelde aflossing van de lening, verhoging van de leningrente, of zelfs het ineens geheel opeisbaar maken van de lening.
Material Adverse Change (MAC) clausule: De MAC clausule biedt een financier de mogelijkheid om een significante verandering in de financiële, of soms zelfs commerciële positie van de onderneming aan te merken als een schending van een convenant en als gevolg daarvan het contract te kunnen ontbinden, niet te laten ingaan gaan of open te breken. Bepalingen als ‘significante’ maken een dergelijke convenant tot een subjectieve maatstaf, welke het voor een financier in voorkomende gevallen relatief gemakkelijk maakt om een lening op te eisen. Het verdient daarom altijd aanbeveling een MAC clausule zoveel als mogelijk concreet te maken.
Medium term note: Een Medium Term Note (MTN) is een instrument voor de gemeente om financiering met een looptijd van minimaal twee en maximaal dertig jaar aan te trekken. Een MTN is een verhandelbare schuldbekentenis aan toonder met gestandaardiseerde voorwaarden.
Mezzanine debt: Een tussenvorm van financiering die deels de eigenschappen van kapi¬taal en deels de eigenschappen van schuld bezit. Dit kan technisch de vorm aanne¬men van converteerbare schuld, preferente aandelen of schuld met warrants. Schuld van een onderneming die alleen voorgaat op de rechten van de aandeelhouders. In geval van faillissement moeten dus eerst alle andere schulden worden voldaan voordat deze schuld kan worden terugbetaald.
Microfinanciering: Microfinanciering is de algemene verzamelnaam voor financiële diensten die met zeer kleine bedragen, microkredieten, (vaak minder dan 100 euro) worden verstrekt aan de arme bevolking in ontwikkelingslanden. Het doel van deze leningen is de bestrijding van de armoede door het stimuleren van ondernemerschap. Onder microfinanciering in Nederland wordt verstaan: ‘de combinatie van op de (startende) ondernemer gerichte coaching en kleine kredieten (tot maximaal € 50.000). Het doel van microfinanciering is hier het stimuleren van de kredietverlening aan het kleinbedrijf. Microfinanciering is beschikbaar voor (startende) ondernemers die niet over voldoende middelen beschikken of te weinig zekerheden kunnen bieden voor een krediet bij een reguliere bank.
MiFID: MiFID staat voor Markets in Financial Instruments Directive. De MiFID regels zijn in Nederland opgenomen in de Wft. Deze Europese beleggingsrichtlijn is in de Europese Unie op 1 november 2007 in werking getreden en heeft drie doelstellingen:
– het beschermen van beleggers en de integriteit van de financiële markten;
– het bevorderen van eerlijke, transparante, efficiënte en geïntegreerde financiële markten;
– het verder harmoniseren van de Europese beurshandel en beleggingsmarkt.
Minimum net worth: Minimum net worth is een bepaling waarbij de bank een minimum eis stelt aan de hoogte van de ‘net worth’ van de onderneming. Net worth wordt in convenanten soms gedefinieerd als eigen vermogen minus immateriële vaste activa. Deze bepaling wordt gebruikt als effectief early-warningsignaal van een achteruitgang van de prestaties van de onderneming.
Nazorgfonds: Het nazorgfonds is een publiekrechtelijk rechtspersoon (BW boek 2 artikel 1 lid 2 “lichamen waaraan een deel van de overheidstaak is opgedragen, bezitten slechts rechtspersoonlijkheid indien dit uit het bij of krachtens de wet bepaalde volgt”). Gedeputeerde Staten zijn belast met het beheer ervan (artikel 15.47, lid 4 Wm).
Near banking: Het is decentrale overheden verboden om te lenen met het enkele doel de middelen tegen een hoger rendement uit te zetten (near banking). Dit Handreiking Treasury 2015 | 99 verbod, impliciet geregeld in artikel 2, tweede lid, van de Wet fido, is expliciet opgenomen in artikel 2a, eerste lid, van de Ruddo.
Negative Pledge: Een clausule die opgenomen wordt in een krediet- of financieringsovereenkomst. Met deze clausule verklaart de geldnemer bepaalde roerende of onroerende goederen die hij in bezit heeft, of nog gaat verwerven, niet met hypotheek of andere goederenrechtelijke rechten zal belasten (om daarmee geld bij anderen te lenen).
Negative pledge, pari passu en cross default verklaring: Dit houdt in dat aan derden geen bezittingen tot zekerheid zullen worden gegeven (negative pledge), dat verhoudingsgewijs in de (bestaande) verdeling van de zekerheden geen wijziging aangebracht zal worden (pari passu), en dat de kredietfaciliteiten direct opeisbaar zijn als financiële verplichtingen jegens derden niet worden nagekomen en/of derden kredietfaciliteiten opzeggen (cross default).
Nominale rente: De nominale rente is de rente op jaarbasis, waarbij geen rekening is gehouden met het aantal betalingen per jaar.
Non dividend / Non distribution clausule: Clausule in een leningovereenkomst die inhoudt dat zolang de bank nog een vordering op de kredietnemer heeft de kredietnemer zonder schriftelijke toestemming van de bank, geen dividend of soortgelijke uitkeringen mag uitkeren.
Obligatie: Verhandelbare schuldbekentenis als onderdeel van een obligatielening, uitgegeven door een overheid of bedrijf.
Obligo: Het geheel van bestaande en reeds aangegane toekomstige verplichtingen bij een bank, ook wel de totale schuldenpositie genoemd.
Obligokrediet: Een krediet voor het verstrekken van garanties bij onder andere het zakendoen met buitenlandse partijen of verplichtingen uit hoofde van bijvoorbeeld een huurgarantie. Dit krediet maakt in veel gevallen onderdeel uit van een rekening-courantkrediet of kan als zelfstandige financiering worden verstrekt.
Operationele lease: Lease- en huurkoopovereenkomsten kunnen in twee categorieën worden verdeeld: de financiële leasing en de operationele leasing. Bij operationele leasing behoudt de kredietverstrekker het juridisch eigendom en een deel van de economische eigendom door zelf in te staan voor het onderhoud van het object. De lessee krijgt het genot van het goed zodat zijn risico’s beperkt zijn. De overeenkomst heeft veel weg van een huurcontract waarbij de verhuurder het onderhoud en dergelijke verzorgt. Het is een vorm van objectfinanciering bedoeld voor bedrijfsmiddelen zoals auto’s en machines.
Overbruggingskrediet: Een overbruggingskrediet wordt afgesloten om een particulier of bedrijf de gelegenheid te geven om een vastgelegde periode van tijd door te komen. Meest bekend is het overbruggingskrediet bij vastgoedtransacties wanneer de overwaarde van het pand dat wordt verkocht, wordt gebruikt voor de aankoop van nieuw vastgoed. Als de aankooptransactie plaats vindt voor de verkoop, kan een overbruggingskrediet worden afgesloten ter grootte van de overwaarde voor de tussenliggende termijn, meestal tussen de 6 maanden en 2 jaar. Rente op een overbruggingskrediet is doorgaans hoger dan de lopende hypothecaire financiering. Overbruggingskrediet hoeft niet tussentijds afgelost te worden. Overbruggingskrediet bij bedrijven wordt vaak gebruikt om een bedrijf de mogelijkheid te geven een strategische omkeer te maken en betalingsproblemen op korte termijn te voorkomen. Een goed onderbouwd plan, liefst met zekerheden of garanties is van groot belang. Naast banken worden overbruggingskredieten ook verstrekt door gemeenten en provincies.
Pandakte: Een schriftelijk document waarin het zekerheidsrecht op niet-registergoederen wordt vastgelegd, ofwel het recht dat een schuldeiser heeft om op het onderpand van zijn schuldenaar beslag te leggen of om uit de opbrengst van dat onderpand bij verkoop bij voorrang boven de andere schuldeisers te worden betaald.
Parapluconstructie: Kredietvorm waarbij een bank en de moedermaatschappij hebben afgesproken dat niet alleen de moeder maar ook de dochtermaatschappijen gebruik mogen maken van de kredietfaciliteit. De moedermaatschappij staat garant voor haar dochters.
Pari-passu: Pari-passu is Latijn voor “met gelijke stap” of “op gelijke voet”. Een pari passu-verklaring is een oneigenlijke zekerheid bij kredietverlening waarbij de kredietnemer belooft dat er geen activa als zekerheid voor kredietverlening aan andere financiers zijn verstrekt. Als de onderneming in de toekomst toch zekerheden aan andere kredietverstrekkers verschaft, dan belooft de onderneming dat de geldverstrekker met de pari-passu verklaring concurrent crediteur blijft.
Participatiemaatschappijen: Dit zijn bedrijven die zich specialiseren in het investeren in private equity. Het vermogen om mee te investeren wordt aangetrokken van banken, pensioenfondsen, verzekeraars en vermogende particulieren. Maatschappijen hebben vaak een specialisatie, zoals jonge starters, snel groeiende bedrijven of sector gerelateerde specialisaties. In de meeste gevallen wordt een aandeel in het vermogen gevraagd waarmee zeggenschap kan worden uitgevoerd. Het doel is vrijwel altijd verkoop op middellange termijn.
Perpetuele lening: Een perpetuele lening is een eeuwigdurende lening.
Positieve/negatieve hypotheekverklaring: Een verklaring waarbij de eigenaar van een onroerende zaak aan de bank belooft zijn onroerende zaak niet ten behoeve van iemand anders te belasten (negatief) en op afroep van de bank aan de bank het recht van hypotheek toe te wijzen (positief).
Private Equity: Private equity betekent letterlijk privaat vermogen. Het is de benaming voor investeerders die buiten de aandelenbeurs om bedrijven financieren. Wanneer het investeringen in jonge bedrijven betreft wordt het Venture Capital, ofwel durfkapitaal genoemd. In veel gevallen wordt door de private investeerder bij investering een aandeel in het vermogen gevraagd.
Pro resto: Het restant van de schuld die overblijft na de reeds gedane aflossingen.
Positive pledge: Clausule in een financieringsovereenkomst waarin de geldnemer verklaart in het geval (aanvullende) kredietruimte ter beschikking wordt gesteld hij extra zekerheden zal verstrekken aan de geldverstrekker op zijn verzoek.
Probability of default: De PD-rating geeft de financiële sterkte van een onderneming weer en toont de kans op wanbetaling. De PD-rating wordt uitgedrukt in een combinatie van letters, waarbij de Triple AAA rating de hoogst mogelijke is. Hoe hoger de rating, hoe lager het kredietrisico waarbij D aangeeft dat het bedrijf in staat van insolventie verkeert. De kans op wanbetaling wordt berekend met geavanceerde statistische modellen op basis van de jaarrekening, het betaalgedrag en demografische kenmerken van het bedrijf (omvang, leeftijd, rechtsvorm en branche). De uitkomst hiervan is een PD%, een gedetailleerde schatting van de kans op wanbetaling binnen 1 jaar. Dit PD% wordt vervolgens vertaald naar een PD-rating voor vereenvoudigde interpretatie.
Quick Ratio: De Quick Ratio is een (liquiditeits)kengetal dat inzicht geeft in de mate waarin de onderneming in staat is haar kortlopende schulden te voldoen, uitgaande van de op de balans aanwezige vlottende activa (exclusief voorraad). De formule: Quick Ratio = (vlottende activa -/- voorraad) / kort vreemd vermogen De interpretatie van de ratio kan verschillen per onderneming, maar deze hoort doorgaans minimaal 1 te zijn. Het verschil tussen de Quick Ratio en de Current Ratio zit in het feit dat de Quick Ratio de voorraden niet meeneemt in de som van de vlottende activa. De reden hiervoor is dat voorraden over het algemeen minder liquide zijn dan de overige vlottende activa, daarnaast staat de voorraad vaak bloot aan prijsfluctuaties en ouderdomsrisico.
Reële rente: De reële rente is het verschil tussen de marktrente en het inflatiepercentage. Stel dat de marktrente 5,5% is, en de inflatie is 3%, dan is de reële rente 2,5%.
Refi rente: De refirente (refinance-interest) ofwel herfinancieringsrente is de rente die financiële instellingen betalen aan de centrale bank wanneer zij hierop een beroep doen.
Regres: Regresrecht is het recht van verhaal op een derde wegens bepaalde vorderingen en komt voort uit hoofdelijk aansprakelijkheid. Waar hoofdelijke aansprakelijk betekent dat verschillende schuldenaren hoofdelijk verbonden zijn om de vordering van de schuldeiser te betalen, zorgt het regresrecht ervoor dat de vordering verdeeld wordt onder alle betrokken schuldenaren. Zonder een regresregeling blijft de aangesproken schuldenaar met de schade zitten en komt de niet aangesproken schuldenaar er goed vanaf. Door de betalende schuldenaar een recht van regres te geven wordt ongerechtvaardigde verrijking van medeschuldenaren voorkomen.
Rekening courant krediet: Een overeenkomst, waarbij de ene partij aan de andere een geldbedrag ter beschikking stelt zonder een vaste hoofdsom met aflossingen maar met een maximale limiet. De vergoeding voor het gebruik, de rente, is altijd variabel. Bij een krediet betaal je alleen rente over het werkelijke gebruik van het krediet. De rente van een krediet is vaak wel hoger dan bij een lening en er dient naast rente vaak ook nog kasvoorschot provisie of kredietprovisie betaald te worden.
Remarketing: Het vrij maken van werkkapitaal door het ten gelde maken van overtollige activa. Het doel is het verhogen van de winstgevendheid van het bedrijf.
Rentabiliteit: De rentabiliteit is in bancaire zin de belangrijkste factor in het beoordelen van een financieringsverzoek. Met deze factor kan men beoordelen of de debiteur aan zijn rente en aflossingsverplichtingen kan voldoen. De rentabiliteit wordt uitgedrukt aan de hand van de relatieve betalingscapaciteit (debt service) ten opzichte van de werkelijke rente en aflossingsverplichtingen. Deze factor wordt ook wel de Debt Service Coverage Ratio genoemd (DSCR).
Rentabiliteit eigen vermogen (REV) ofwel Return on Equity (ROE): De rentabiliteit van het eigen vermogen is een kengetal dat de winstgevendheid van het geïnvesteerde eigen vermogen inzichtelijk maakt. Het kan hier gaan om de winstgevendheid (rentabiliteit) voor of na belasting. De formule: REV voor belasting = Winst voor belasting / eigen vermogen x 100% of REV na belasting = Nettowinst / eigen vermogen x 100%.
Rentabiliteit totaal vermogen (RTV) ofwel Return on Assets (ROA): De rentabiliteit van het totaal vermogen is een kengetal dat de winstgevendheid aangeeft van het gemiddeld totaal vermogen vóór belasting en rente. De formule: (Nettowinst (voor belasting) + rente vreemd vermogen) / Totaal geïnvesteerd vermogen.
Rente Cap: Dit is een optiecontract die het risico van een rentestijging indekt tot een van tevoren vastgelegd niveau voor een afgesproken periode. De koper betaalt hiervoor bij aanvang een eenmalige premie. Doel van deze constructie is dat de koper kan profiteren van een lagere rente maar daarnaast de zekerheid heeft van een maximaal rentetarief.
Rente-compensatiestelsel: Mogelijkheid om voor de renteberekening compensatie toe te passen tussen debet- en creditstanden als een cliënt meer rekeningen heeft, of als het rekeningen betreft van meer relaties die tot hetzelfde concern behoren.
Rentefixatie provisie: Rentefixatie is het in overleg met de geldverstrekker hanteren van een vaste rente over een bepaalde periode van een verstrekte lening. Dit kan de periode zijn voordat de lening wordt opgenomen of voor een bepaald deel van de looptijd van de lening nadat het geld is opgenomen. Voor het gebruik maken van het vastzetten van de rente wordt door de verstrekker van de lening vaak een provisie in rekening gebracht.
Rente opslag: Dit is een extra rente bovenop het “basis” tarief. Deze opslag is afhankelijk van het risico dat een uitlenende partij loopt op niet-terugbetaling. Banken lenen aan bedrijven over het algemeen op basis van een basisrente plus risico opslag of Euribor rente plus risico opslag. Een solide bedrijf zal te maken krijgen met een lagere opslag dan een starterend bedrijf en/of een minder solide onderneming.
Rentestructuur: Patroon van onderlinge verschillen in rentepercentage, ontstaan door looptijdverschillen van de verschillende vermogenstitels en door
renteverwachtingen.
Renteswap (Interest Rate Swap): Een renteswap is een overeenkomst tussen twee partijen waarbij over een overeengekomen hoofdsom en periode vaste en variabele renteverplichtingen worden uitgewisseld. Daarbij wordt een variabele rente (Euribor rente) geruild tegen een vaste rente (kapitaalmarktrente). Een Swap product is een derivaat.
Rente-typische looptijd: Looptijd tussen twee rente-conversiemomenten. Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de leningsvoorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare constante rentevergoeding.
Rentevisie: Toekomstverwachting over de renteontwikkeling, uitgaande van een aantal rentebepalende factoren, op basis waarvan een financierings- en beleggingsbeleid wordt gevoerd.
Revolverend krediet: Een revolverend krediet wordt ook wel een doorlopend krediet genoemd. Het is een krediet dat gedurende de overeengekomen periode en naar gelang van de wisselende economische positie van de kredietnemende onderneming wordt afgelost en opnieuw kan worden opgenomen.
Roll-over lening: Een Roll-over lening is een Overeenkomst tussen twee partijen om gedurende een lagere periode geld te lenen waarbij de rente periodiek wordt herzien. Bij een Roll-over lening met variabele hoofdsom kan de renteaanpassing eveneens de hoofdsom worden gewijzigd. Een Roll-over lening met variabele hoofdsom combineert de voordelen van een lange termijn financiering met de voordelen van een krediet.
Saldo rentecompensatie circuit: De debet- en creditvalutaire saldi van meerdere rekeningen van een organisatie worden samengevoegd tot één gecombineerd saldo; en over dit gecombineerde saldo berekent de bank de te betalen of ontvangen rente. Een en ander is echter alleen mogelijk wanneer de organisatie deze rekeningen bij één bank aanhoudt.
Sale-and-leaseback: Sale-and-leaseback is een variant van leasing, waarbij de (kredietbehoevende) eigenaar van een bedrijfsmiddel of een gebouw deze aan een investeerder/belegger verkoopt en vervolgens daarmee onmiddellijk een lease-contract afsluit. De investeerder wordt (financieel of operationeel) lessor, de ex-eigenaar wordt lessee.
Schatkistbankieren: Het aanhouden van publieke middelen bij het ministerie van Financiën. Meer informatie is te vinden op https://www.dsta.nl/schatkistbankieren
Securitisatie: Securitisatie wordt ook wel effectisering of vertiteling genoemd en is een financiële techniek waarbij activa worden samengevoegd en verkocht als effecten (securities). Financiële instituten en bedrijven van alle soorten gebruiken securitisatie om de huidige waarde van toekomstige kasstromen direct te realiseren.
Seed capital: Dit was voorheen de Seed faciliteit. Seed capital is gericht op het verstrekken van gelden aan technostarters en creatieve starters. Om dit mogelijk te maken worden gelden aangetrokken van investeerders waarbij het risico wordt gespreid tussen de investeerders, maar ook met het RVO.
Senior debt: Schuld die voorrang heeft ten opzichte van andere (o.a. junior, achtergestelde) financiële schuld van een onderneming door de zekerheden die zijn afgegeven. Door de zekerheden gaat bij een eventueel faillissement terugbetaling van deze schuld voor op andere schuldeisers, zoals crediteuren.
SEPA (Single Euro Payments Area): SEPA is een Europese betaalruimte waarin burgers, bedrijven en andere economische instellingen betalingen in euro kunnen uitvoeren en in ontvangst nemen, binnen Europa, onder dezelfde voorwaarden, rechten en verplichtingen. SEPA heeft tot doel om alle eurobetalingen in Europa te standaardiseren zodat er over enkele jaren geen verschil meer is tussen een binnenlandse betaling en een eurobetaling van of naar andere Europese landen.
Solvabiliteit: De mate waarin een onderneming in staat is aan haar lange termijn verplichtingen te voldoen jegens haar schuldeisers. Het gaat om de verhouding tussen eigen vermogen en balanstotaal (EV/Balanstotaal).
Solvabiliteitsratio: Verhouding (als percentage) tussen het eigen vermogen van een onderneming en het totale vermogen. Formule: Solvabiliteit = Eigen vermogen / Totaal vermogen.
Spread: het verschil (Engels: spread) tussen twee rentetarieven.
Staatsgarantie: Indien een ondernemer over onvoldoende middelen of te weinig zekerheden beschikt voor een krediet bij een bank, kan de onderneming een borgstelling voor een gedeelte van het benodigde krediet krijgen. Voor het midden- en kleinbedrijf (MKB) betreft dit Borgstellingsregeling MKB-kredieten (BMKB) en voor grote en middel grote ondernemingen betreft dit de Garantie Ondernemingsfinanciering ofwel de GO-regeling.
Subrogatie: Subrogatie betekent kort gezegd dat een vordering over gaat op een derde. Vorderingen kunnen op verschillende manieren overgaan op een andere eigenaar. Een vordering kan worden overgedragen door bijvoorbeeld verkoop (cessie), een vordering kan overgaan onder algemene titel en een vordering kan overgaan door subrogatie. Normaal gesproken verdwijnt een schuld of een vordering op het moment dat deze schuld of vordering wordt betaald. Subrogatie is een uitzondering op deze hoofdregel. Door de betaling gaat de vordering niet verloren, maar gaat zij over van de schuldeiser op de betalende derde (deze overgang van het recht om de vordering te innen wordt “subrogatie” genoemd).
Syndicaat financiering: Een of meerdere banken nemen het plaatsingsrisico van een nieuwe financiering op zich en syndiceren (verkopen) delen van de financiering door aan andere banken.
Termsheet: Eenvoudige vastlegging van de belangrijkste voorwaarden van een financiering. Aan een dergelijk document kunnen vaak nog geen rechten worden ontleend. De financier (bank) spreekt slechts de intentie uit dat zij onder bepaalde voorwaarden bereid is om tot verstrekking van een financiering over zou willen gaan, maar de definitieve fiattering en de definitieve voorwaarden dienen vaak nog bepaald te worden.
Vastrentende waarden: Vermogenstitels met een vaste renteopbrengst.
Vendor leasing: Vendor leasing is de samenwerking tussen een leasing- en een verkoopmaatschappij, waarbij eerstgenoemde leasingdiensten levert aan de klanten van de verkoopmaatschappij. Het leasingbedrijf fungeert als het ware als verlengstuk van de verkoopmaatschappij en verzorgt de krediettoetsing, facturering, documentatieverzameling en klantenservice.
Venture capital: Venture capital, ook wel durfkapitaal genoemd, wordt veelal gebruikt voor de financiering van ondernemingen die hoge risico’s lopen, zoals starters. De premie voor venture capital is doorgaans groot.
Warrants: Warrant worden door bedrijven of financiële instellingen gegeven en geven een recht om in de toekomst voor een vast gestelde prijs te verkopen of te kopen. Ongedekte warrants worden door bedrijven uitgegeven op hun eigen aandelen (met als doel het aantrekken van extra kapitaal), gedekte warrants worden uitgegeven door financiële instellingen en zijn uitoefenbaar in aandelen van een andere onderneming.
Waiver: Een waiver is het (onder voorwaarden) door de vingers zien van de schending van de voorwaarden van een financieringsovereenkomst door de geldnemer. Het schenden van een financieringsconvenant kan grote gevolgen hebben voor ondernemingen. Indien een schending plaatsvindt, is de onderneming veelal verplicht dit onverwijld aan de bank te rapporteren. Een te late notificatie kan mogelijk gevolgen hebben op het gebied van directieaansprakelijkheid. Na een melding zal de bank vervolgens beoordelen of de situatie heronderhandeling toelaat, of dat deze tot opeising van de financiering overgaat. Indien de bank voortzetting van de lening mogelijk acht, wordt er een zogenoemde waiver verstrekt. Middels het verstrekken van een waiver wordt een schending technisch tenietgedaan. Voor het verstekken van een waiver worden vaak aanzienlijke kosten in rekening gebracht.
Werkkapitaal (ook wel netto werkkapitaal genoemd): Het werkkapitaal is het geld dat een onderneming op korte termijn nodig heeft om te kunnen draaien. Informeel is het werkkapitaal het kapitaal waarover de onderneming vrij kan beschikken voor het uitoefenen van de daadwerkelijke ondernemingstaak. Formeel is het werkkapitaal het bedrag wat over is na aflossing van het kort vreemd vermogen. Het werkkapitaal kan als volgt berekend worden : vlottende activa – vlottende passiva = werkkapitaal. De post liquide middelen wordt meestal buiten beschouwing gelaten. Van belang is dat het werkkapitaal alleen in relatie staat tot de operationele activiteiten van de onderneming.
Zekerheden: Dit zijn overeengekomen waarborgen voor de mogelijkheid van verhaal in het geval dat een debiteur zijn verplichtingen niet nakomt, zoals bij het niet terugbetalen van zijn lening. In bancaire zin is zekerheid alleen een actief waarop een onderpandrecht gevestigd kan worden. Grofweg kent men de volgende twee type zekerheden:
– Primaire zekerheden, dit zijn registergoederen waarop een hypotheek te vestigen is.
– Secundaire zekerheden, dit zijn alle overige materiële vaste activa waarop een pandrecht gevestigd kan worden.
Behalve deze zekerheden zijn er ook aanvullende of tertiaire zekerheden, het betreft hier borgstelling en/of aanvullende voorwaarden die de bank kan stellen (zie ook convenant). Een tekort aan zekerheden wordt een blanco in de dekking genoemd, een overschot een surplus in de dekking.
Reageer op dit bericht