In de confrontatiematrix worden de sterke en zwakke punten uit de interne analyse afgezet tegen de kansen en bedreigingen uit de externe analyse met als doel een strategie te ontwikkelen. De confrontatiematrix komt voort uit de SWOT-analyse en ligt ten grondslag aan de strategie en de bijbehorende implementatie.
In de SWOT-analyse worden de drie tot vijf belangrijkste sterke en zwakke punten uit de interne organisatie en drie tot vijf belangrijkste kansen en bedreigingen uit de externe omgeving opgesteld. Vervolgens worden in de confrontatiematrix de sterkten en zwakten aan de kansen en bedreigingen gekoppeld. Dit gebeurt bijvoorbeeld door sterke 1 af te zetten tegen kans 1. Dit afzetten gebeurt door de relatie tussen de twee aspecten te typeren middels een gunstig effect + 2 tot een ongunstig effect -2 (dit kan op meerdere manieren worden gedaan. Het is ook mogelijk om bijvoorbeeld te typeren middels 0 geen issue, 1 gering issue en 3 sterk issue). Bij het afzetten van de sterkten en zwakten tegen de kansen en bedreigingen kunnen een viertal vragen worden gesteld.
1.Sterkten versus kansen: is de organisatie in staat middels deze sterkte de kans te benutten?
2.Sterkten versus bedreigingen: is de organisatie in staat middels deze sterkte de bedreiging af te weren?
3.Zwakten versus kansen: werkt deze zwakte de organisatie tegen om op een kans in te spelen?
4.Zwakten versus bedreigingen: werkt deze zwakte de organisatie tegen om een bedreiging af te weren
Strategische opties
Wanneer dit voor alle aspecten gedaan is kan er bepaald worden welke strategische opties er gevormd kunnen worden. Op basis van de resultaten uit de confrontatiematrix kunnen een er vier soorten strategieën worden onderscheiden, namelijk groeien, verdedigen, verbeteren en terugtrekken.
1.De groeistrategie is erop gefocust middels de sterkten van een organisatie kansen te benutten die zich voordoen in de externe omgeving.
2.De verdedigende strategie is erop gefocust middels de sterkten van een organisatie bedreigingen te weren en de positie te verdedigen.
3.De verbeterstrategie is erop gefocust om de zwakke punten te verbeteren om zo wel op een kans uit de externe omgeving in te kunnen spelen.
4.De terugtrekstrategie is er op gefocust dat een organisatie zich terug zal moeten trekken om een bedreiging te weren, aangezien middels de zwakte van de organisatie de bedreiging niet geweerd kan worden.
Er komen uit de confrontatiematrix meerdere strategieën voort. Het is dan zaak om te bepalen welke strategieën het meeste bijdragen aan de vooruitgang van een organisatie. Om een keuze te maken tussen verschillende strategische opties wordt er veelal gebruik gemaakt van het foetsjemodel in combinatie met het bepalen van de haalbaarheid en aanvaardbaarheid van een strategie. Echter komt het vaak voor dat niet één strategie wordt gekozen, maar meerdere strategieën die complementair zijn aan elkaar. Aan een strategische optie wordt weer een passend beleid toegevoegd. Dit betekent dat er bepaald wordt welke middelen en mensen er benodigd zijn om de strategie uit te voeren en hoe deze uitvoering zal moeten plaats vinden.
Aandachtsgebieden
Zoals bovenstaand al kort aan bod kwam zijn er verschillende mogelijkheden om de afzetting tussen sterkten en zwakten tegenover kansen en bedreigingen te typeren en te beoordelen. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk om te typeren middels zeer gunstig effect = score +2, gunstig effect = score +1, geen effect = score 0, ongunstig effect = score -1 en zeer ongunstig effect = score -2. Daarnaast is het bijvoorbeeld mogelijk te typeren middels geen issue = score 0, gering issue = score 1 en sterk issue = score 3. Ook een mogelijkheid is om te werken met + en -.