Communicatie Modellen Strategie

Brand Identity Prism van Kapferer

Met name in de hedendaagse marketingliteratuur wordt merkidentiteit beschouwd als een cruciale bouwsteen voor duurzame merkwaarde. Waar bepaalde benaderingen zich primair richten op perceptie of merkassociaties (zoals Keller, 1993), legt het Brand Identity Prism van Jean-Noël Kapferer (2012) de nadruk op de structurele dimensies van merkidentiteit zelf. Het prisma is een van de meest gebruikte modellen om merkessentie, positionering en communicatie te kaderen.
Onderstaand worden de theoretische grondslagen van het model weergeven, het model zelf beknopt uiteengezet, de wijze waarop het kan worden toegepast in eigen casus alsmede welke kanttekeningen bij het model geplaatst kunnen worden. 

Theoretische grondslagen van het Brand Identity Prism

Het Brand Identity Prism van Jean-Noël Kapferer is niet slechts een beschrijvend model, maar stoelt op een samenkomst van meerdere tradities binnen marketing, communicatie en organisatiekunde. De fundamenten liggen in vier centrale theoretische kaders: (1) merkidentiteit versus merkimago, (2) semiotiek en communicatietheorie, (3) relationele en culturele benaderingen van merken, en (4) merkgovernance en brand equity theorieën. Deze worden onderstaand beknopt weergegeven.

1. Identiteit versus imago

Een eerste grondslag is het onderscheid tussen merkidentiteit en merkimago. Kapferer stelt dat identiteit de interne, door de organisatie gedefinieerde essentie van het merk is, terwijl imago de perceptie is die externe doelgroepen vormen (Kapferer, 2012).

  • Identiteitstraditie: In lijn met de corporate identity literatuur (Balmer & Gray, 2003) wordt identiteit gezien als relatief stabiel en richtinggevend. Identiteit fungeert als kompas voor alle merkuitingen.
  • Imago: De externe percepties zijn minder beheersbaar en ontstaan door interpretaties van consumenten en stakeholders.
  • Implicatie voor het prisma: Het prisma positioneert de zes facetten als “bouwstenen van identiteit” die consistent moeten worden bewaakt, zodat het imago daarmee in lijn kan worden gebracht.

Dit onderscheid is cruciaal omdat het prisma niet bedoeld is om percepties te meten (zoals Keller’s CBBE-model), maar om een interne leidraad te verschaffen voor het uitrollen van het merk.

2. Semiotiek en communicatietheorie

Het prisma is diep geworteld in de semiotiek, oftewel de wetenschap van tekens en betekenissen (Barthes, 1964). Merken communiceren via symbolen (logo’s, kleuren, archetypen, slogans) en roepen associaties op. Kapferer vertaalt dit naar de zes facetten, waarbij elk facet een semiotische dimensie belichaamt.

  • Physique is het signifiant (het fysieke teken, bijvoorbeeld een logo of productvorm).
  • Personality en Self-image representeren het connotatieve niveau: de betekenissen die consumenten aan het merk koppelen.
  • Culture en Relationship belichamen bredere betekenissystemen die door sociale interactie tot stand komen.

Daarnaast leunt het prisma op klassieke communicatietheorie (Jakobson, 1960), waarin communicatie wordt opgevat als een interactieproces tussen zender (merk) en ontvanger (consument). Kapferers horizontale as (zender ↔ ontvanger) is rechtstreeks geïnspireerd door deze communicatiemodellen.

3. Relationele en culturele merkbenaderingen

Het prisma weerspiegelt ook de verschuiving in marketingliteratuur naar merken als relationele en culturele constructies.

  • Merken als relaties: Fournier (1998) beschreef merken als relationele partners die betekenisvolle banden aangaan met consumenten. Dit fundament ligt direct onder het facet Relationship van het prisma.
  • Merken als cultuurdragers: Holt (2004) ontwikkelde de theorie van cultural branding, waarin merken functioneren als culturele symbolen die waarden en ideologieën uitdrukken. Dit verklaart het centrale belang van het facet Culture in het prisma.
  • Zelfconcept en consumptie: Sirgy (1982) benadrukte dat consumptie nauw verbonden is met zelfbeeld en zelfexpressie. Hierop bouwt Kapferers Self-image voort: consumenten gebruiken merken om hun identiteit uit te drukken en hun gewenste zelf te bevestigen.

Deze relationele en culturele theorieën maken duidelijk dat een merkidentiteit niet alleen door de organisatie wordt gedefinieerd, maar ook door sociale en culturele processen wordt gevormd.

4. Merkgovernance en brand equity theorieën

Tot slot sluit het prisma aan bij literatuur over merkgovernance en merkwaarde.

  • Aaker (1996): positioneerde merkidentiteit als basis voor brand equity, waarbij consistentie en duidelijke kernwaarden cruciaal zijn. Kapferer neemt dit idee over, maar vertaalt het naar een visueel en conceptueel kompas in de vorm van het prisma.
  • Keller (1993): ontwikkelde het Customer-Based Brand Equity model, waarin merkwaarde ontstaat door sterke, gunstige en unieke associaties in het geheugen van de consument. Kapferer legt minder nadruk op meetbaarheid, maar biedt met het prisma een instrument om deze associaties intern te sturen.
  • Corporate brand identity modellen (Hatch & Schultz, 2001; Urde, 2013): benadrukken alignment tussen visie, cultuur en imago. Deze invalshoek overlapt sterk met Kapferers Culture-dimensie, maar richt zich breder op organisaties met meerdere stakeholders.

Hiermee staat het Brand Identity Prism in een traditie van modellen die merkconsistentie als voorwaarde zien voor duurzame waardecreatie, maar onderscheidt het zich door zijn expliciete aandacht voor de balans tussen interne/externe dimensies en zender/ontvangerrollen.

Het Brand Identity Prism: de zes facetten van merkidentiteit

Kapferer stelt dat een merk kan worden beschreven aan de hand van zes onderling verbonden facetten, gegroepeerd langs twee assen: intern (persoonlijkheid, cultuur, zelfbeeld) versus extern (fysiek, relatie, reflectie) en zender/merk versus ontvanger/consument. De zes facetten worden onderstaand beknopt weergegeven.

 

1. Physique – het tastbare fundament

Dit facet gaat verder dan enkel het logo of de verpakking. Het draait om alle fysieke dragers van de merkidentiteit, de zogenoemde distinctive brand assets (Keller, 1993). Denk aan:

  • Design-elementen: logo, typografie, kleurenschema, iconen.
  • Producteigenschappen: geur (denk aan Abercrombie), smaak (Coca-Cola), vormgeving (Apple iPhone), geluid (Intel-jingle).
  • Sensorische cues: Kapferer benadrukt dat merken een multi-zintuiglijke aanwezigheid hebben; het “fysieke” is de eerste toegangspoort tot herkenning.

Voorbeeld: de vorm van de Coca-Cola fles is zó uniek dat deze los van het logo herkenbaar is.

2. Personality – het karakter van het merk

Merken worden in marketingpsychologie vaak gezien als persoonlijkheden (Aaker, 1997). Dit helpt consumenten zich emotioneel te verbinden. Personality wordt uitgedrukt via:

  • Tone-of-voice: de manier van communiceren (formeel, speels, rebels, betrouwbaar).
  • Archetypen (Jung, 1959; Mark & Pearson, 2001): zoals de Held (Nike), de Wijze (Harvard), of de Onschuldige (Disney).
  • Symbolen/ambassadeurs: mascottes of spokespersons die een karakter belichamen (bijv. Ronald McDonald).

Voorbeeld: Harley-Davidson straalt ruigheid en vrijheid uit – een ‘rebelse’ persoonlijkheid.

3. Culture – de waardenbasis van het merk

Culture verwijst naar de waarden en overtuigingen die het merk drijven. Het gaat niet alleen om interne bedrijfscultuur, maar ook om:

  • Land- of herkomstwaarden (bijv. Zwitserse precisie bij horloges).
  • Bedrijfsethos: missie, visie, kernwaarden.
  • Maatschappelijke betekenis: hoe het merk zich verhoudt tot sociale vraagstukken.

Voorbeeld: Patagonia staat voor duurzaamheid en ecologisch bewustzijn; dat culturele fundament bepaalt alles van product tot marketing.

4. Relationship – de merk-consument dynamiek

Hier draait het om de aard van de interactie tussen merk en gebruiker. Niet alleen rationele transacties, maar ook emotionele, symbolische of rituele relaties.

  • Service en interactie: hoe een merk zijn klanten behandelt (customer experience, aftersales).
  • Communityvorming: merken die relationele netwerken bouwen (Apple gebruikers, Lego fans).
  • Rituelen: vaste gedragingen rond een merk (koffiedrinken bij Starbucks, ‘unboxing’ van een nieuwe iPhone).

Voorbeeld: Nespresso creëert een luxueuze, bijna intieme relatie met klanten door clubs, exclusieve winkels en persoonlijke service.

5. Reflection – de spiegel van de gebruiker

Reflection is niet de daadwerkelijke doelgroep, maar het beeld dat een merk projecteert van de “typische gebruiker”. Het is een strategische persona die fungeert als spiegel.

  • Communicatiebeeld: advertenties laten vaak het ideale type consument zien (bijv. Red Bull → jong, avontuurlijk, grensverleggend).
  • Zelfselectie: consumenten identificeren zich met dat geprojecteerde type en denken: “dat wil ik zijn”.

Voorbeeld: Adidas laat topsporters zien, zodat ook recreatieve sporters zich met die kracht en fitheid kunnen identificeren.

6. Self-image – identiteitsuitdrukking van de consument

Self-image gaat over het interne zelfbeeld dat consumenten via merken vormgeven. Het merk wordt een verlengstuk van de eigen identiteit.

  • Zelfexpressie: ik kies dit merk om te laten zien wie ik ben (bijv. Tesla → innovatief, vooruitstrevend).
  • Zelfversterking: ik gebruik dit merk om een gevoel van trots, zekerheid of status te bevestigen.
  • Toekomstige zelfprojectie: merken helpen bij het construeren van een gewenst toekomstig zelf 

Voorbeeld: iemand die Lululemon draagt, hoeft niet per se een atleet te zijn, maar projecteert een beeld van gezondheid, mindfulness en lifestyle-integratie.

Samen vormen deze facetten een consistent geheel dat richting geeft aan strategie en communicatie (Kapferer, 2012).

Toepassing in de praktijk: een stappenplan

Het Brand Identity Prism kan systematisch worden toegepast in merkstrategieën. Een werkbaar stappenplan ziet er als volgt uit:

  1. Scope en doel bepalen
    Bepaal of het gaat om een productmerk, corporate merk of endorser brand. Koppel dit aan strategische doelstelling(en).
  2. Analyse uitvoeren
    Verzamel input uit interne bronnen (missie, cultuur, waarden) en externe bronnen (klantonderzoek, concurrentieanalyse).
  3. Invullen van de zes facetten
    Formuleer onderbouwde statements voor elk facet, ondersteund met bewijs uit onderzoek en praktijkvoorbeelden.
  4. Consistentiecheck
    Controleer de samenhang tussen interne en externe facetten en toets de balans tussen zender en ontvanger.
  5. Vertaling naar positionering
    Destilleer kernboodschap en belofte, en leg deze vast in communicatierichtlijnen, design en tone-of-voice.
  6. Activatie
    Implementeer de gekozen identiteit in campagnes, touchpoints en serviceprocessen. Zorg voor merkconsistentie over kanalen heen.
  7. Monitoring en iteratie
    Meet regelmatig de merkperceptie (bijvoorbeeld met CBBE-indicatoren) en herijk waar nodig. Identiteit is stabiel, maar moet zich dynamisch aanpassen aan context.

Welke kanttekeningen kunnen worden geplaatst bij het model?

Hoewel het Brand Identity Prism veel waarde heeft, zijn er enkele kanttekeningen bij het model te plaatsen, namelijk:

  1. Statische oriëntatie
    Het model veronderstelt stabiliteit, terwijl merken in werkelijkheid dynamisch en co-creatief worden geconstrueerd (da Silveira et al., 2013).
  2. Beperking bij complexe stakeholders
    Het prisma is primair gericht op consumentgerichte merken; voor corporate contexten met meerdere stakeholders zijn modellen als de Corporate Brand Identity Matrix (Urde, 2013) geschikter.
  3. Meetbaarheid
    Het prisma beschrijft inhoud, maar biedt geen concrete meetmethoden. Voor effectmetingen zijn aanvullende frameworks nodig (Keller, 1993).
  4. Culturele bias
    De nadruk op persoonlijkheid en zelfbeeld sluit niet altijd aan bij collectieve of niet-westerse culturen, waar merkbetekenis vaak relationeler of gemeenschapsgericht is.
  5. Social media realiteit
    In de digitale context wordt merkidentiteit mede gevormd door consumenten. Dit vraagt om governance en co-creatie (Gensler et al., 2013).

Conclusie

Het Brand Identity Prism van Kapferer biedt een krachtig kader om merkidentiteit in zes dimensies te vangen en te structureren. Het onderscheidt zich door de nadruk op de wisselwerking tussen interne en externe, en tussen zender en ontvanger. Toch is het niet zonder beperkingen: het model is statisch, beperkt toepasbaar in complexe stakeholderomgevingen en vraagt om aanvulling met meetinstrumenten en moderne inzichten over co-creatie. Voor organisaties is de grootste waarde gelegen in het prisma als kompas voor consistentie, mits gecombineerd met andere modellen zoals Aaker en Keller voor strategische borging en empirische meting.

LITERATUUR

  1. Aaker, D. A. (1996). Building Strong Brands. Free Press.
  2. da Silveira, C., Lages, C., & Simões, C. (2013). Reconceptualizing brand identity in a dynamic environment. Journal of Business Research, 66(1), 28–36.
  3. de Chernatony, L. (1999). Brand management through narrowing the gap between brand identity and brand reputation. Journal of Marketing Management, 15(1–3), 157–179.
  4. Gensler, S., Völckner, F., Liu-Thompkins, Y., & Wiertz, C. (2013). Managing brands in the social media environment. Journal of Interactive Marketing, 27(4), 242–256.
  5. Hatch, M. J., & Schultz, M. (2001). Are the strategic stars aligned for your corporate brand? Harvard Business Review, 79(2), 128–134.
  6. Kapferer, J.-N. (2012). The New Strategic Brand Management (5th ed.). Kogan Page.
  7. Keller, K. L. (1993). Conceptualizing, measuring, and managing customer-based brand equity. Journal of Marketing, 57(1), 1–22.
  8. Urde, M. (2013). The corporate brand identity matrix. Journal of Brand Management, 20(9), 742–761. 
Delen

Winstgevendheid verhogen en uw bedrijf in waarde laten toenemen?

UBS Business Value Creation Services ondersteunt organisaties bij het verhogen van winst- en bedrijfswaarde. Ons team focust zich hierbij op domeinen die de grootste impact hebben op het bedrijfsresultaat. Lees meer →

Waardecreatie en winstgroei

Over de auteur

Redactie

Voor vragen kunt u contact opnemen met de redactie via info[at]managementplatform.nl of bel +(31)6-57912496.

Reageer op dit bericht

Klik hier om een reactie achter te laten

error: