Kennisbank Management Onderzoek

CIMO-logica

De vooronderstelling dat een resultaat het gevolg is van actieve mechanismen in een context, is de basis waarop alle realistische verklaringen zijn gebouwd (Pawson & Tilley, 1997). Pawson en Tilley erkennen in de relatie tussen oorzaak en gevolg de achterliggende mechanismen van deze uitkomsten. Kritisch realisten gaan op zoek naar de oorzakelijke mechanismen die aan wetmatigheden ten grondslag liggen en naar de condities waarin die mechanismen specifieke resultaten produceren.
Pawson en Tilley werkten deze algemene uitgangspunten van het kritisch realisme uit in het kader van de vraag naar de werkzaamheid van interventies. Het resulteerde in de CMO-configuratie: een configuratie die zich afspeelt in een bepaalde context (C), waarbij een dominant mechanisme (M) leidt tot een specifieke outcome (O).
De realistische ontologie gaat ervan uit dat er niet-zichtbare entiteiten bestaan in de sociale wereld en dat die entiteiten de potentie hebben om in bepaalde contexten bepaalde resultaten te genereren.
Zij gaan er tevens van uit dat de werkelijkheid los van de kennis ervan bestaat. Van Aken (2007) brengt daar tegen in dat de ontwikkeling van kennis een proces is van mensen met gevoelens en ervaringen en derhalve niet een objectief waarneembaar beeld van de wereld betreft. Ontwerpproposities zijn gebaseerd op waarneembare patronen van gedrag die (kunnen) worden overgebracht en contextueel (kunnen) worden gemaakt door het proces van herinrichting van het algemene naar het specifieke.
Afgeleid van de CMO ontstaat zodoende een uitgebreidere ontwerppropositie: CIMO.
De CIMO-logica is echter vergelijkbaar met de CMO-configuraties: het heeft voordelen om in toepassingsgebied C van problemen, type interventie I te gebruiken, om, via mechanisme M, resultaat O te realiseren. Ontwerpdoelen opgebouwd volgens deze CIMO-logica bevatten informatie over wat te doen, in welke situaties, met welk effect en waarom dit gebeurt. Het antwoord op de combinatie van de ‘know how’- en de ‘know why’-vraag is kenmerkend voor ‘design science research’.

Context (C)
De context bestaat uit externe en interne omgevingsfactoren en menselijke actoren die van invloed zijn op gedragsverandering. Zij verwijst naar de omgeving waarvoor een interventie is ontworpen. Hierbij kan onderscheid gemaakt worden tussen ‘class of problems’ en ‘class of contexts’. De eerstgenoemde verwijst naar de aard van de problemen die de interventie indirect beoogt op te lossen en de laatste verwijst naar het type van de situatie waarvoor de interventie bedoeld is.
De contextbeschrijving omvat kenmerken zoals leeftijd, ervaring, competentie, organisatorische politiek en macht, de aard van het technische systeem, organisatorische stabiliteit, onzekerheid en systeemafhankelijkheden. Om professionals de ruimte te bieden een ontwerpoplossing te vertalen naar hun of een specifieke context, is het gewenst een rijke beschrijving van die context te bieden.

Interventie (I)
De interventie is, in de ontwerpwetenschappen, het centrale component van een oplossing. Het betreft  een samenspel van middelen en vaardigheden die ter beschikking staan om gedrag te beïnvloeden. Een interventie is te beschouwen als een ‘curriculum’, bestaande uit een bepaalde set van middelen en vaardigheden, die in een specifieke context wordt geïmplementeerd. Interventies zijn altijd ingebed in een sociaal systeem en zullen worden beïnvloed door ten minste vier lagen uit de context: het individu, de interpersoonlijke relaties, de institutionele setting en het bredere infra-structurele systeem. De genoemde lagen maken elke situatie specifiek. De interventie dient niet als oplossing te worden beschouwd, maar als een sjabloon voor de creatie van een oplossing binnen een bepaalde context C.

Mechanisme (M)
Het mechanisme is datgene dat in een bepaalde context door de interventie teweeggebracht wordt. Zij laat zien hoe twee fenomenen (de interventie en de outcome) met elkaar verbonden zijn geeft antwoord op de vraag waarom deze interventie, in deze context dit resultaat produceert. Voorbeelden van mechanismen zijn ‘empowerment’, ‘group self-efficacy’, ‘goal-intertwinement’, ‘groupthink’, ‘mindfulness’ en andere psychologische en sociale mechanismen.  Mechanismen worden gezien als een kijkje in een black box van intra- en interpersoonlijke processen, door betekenis te geven aan de relatie tussen variabelen en zo bij te dragen aan het verklaren van een bepaald resultaat in een bepaalde context. Ze structureren wat we niet kunnen zien, maar toch bestaat in de sociale wereld. Daarmee zijn mechanismen zowel de verklaring als de verantwoordelijke voor het bestaan van relaties tussen interventie en outcome. Een mechanisme is een theoretisch construct dat wordt gebruikt om een specifiek aspect van de hersenfunctie te beschrijven en wordt indirect afgeleid uit gedragsreacties op een specifieke klasse van de input. Bij het definiëren van een mechanisme moet men accepteren dat het de hersenen zijn die het menselijk gedrag mogelijk maken. Psychologische mechanismen kunnen worden begrepen als de interface tussen de hersenen en gedrag.

Outcome (O)
De outcome van een mechanisme is het effect van de interventie die dat mechanisme triggert, binnen de gestelde criteria van de context. Een ‘outcome’ verwijst naar het effect dat kan worden verwacht door toepassing van de interventie in een bepaalde context. Men zou daarvoor het woord ‘resultaat’ kunnen gebruiken. Resultaten zijn echter geformuleerd als functionele eisen of prestatie-eisen en worden bij projectmanagement geassocieerd met SMART-geformuleerde doelen. Een outcome van een mechanisme kan veel meer zijn dan een ‘SMART’ resultaat, bijvoorbeeld prestatieverbetering, kostenreducties, minder fouten, verbeterde effectiviteit, vertrouwen en dergelijke. De outcome van een mechanisme kan ook het triggeren van een ander mechanisme zijn.

LITERATUUR
Pawson, R., N. Tilley (1997). Realistic Evaluation. London, UK: Sage.
Van Aken, J.E. (2007). Design science and organization development interventions: Aligning business and humanistic values. Journal of Applied Behavioral Science, 43(1), 67-88.

Deel dit artikel

Over de auteur

Redactie

Voor vragen kunt u contact opnemen met de redactie via info[at]managementplatform.nl of bel +(31)6-57912496.

Hebt u inhoudelijke vragen en/of zoekt u ondersteuning bij een organisatievraagstuk?
Neem ook dan gerust contact met ons op. Een team van adviseurs staat u voor u klaar.

Reageer op dit bericht

Klik hier om een reactie achter te laten