Traditionele economische theorieën, zoals de verwachte nutstheorie (Expected Utility Theory, EUT) van von Neumann en Morgenstern (1944), gaan ervan uit dat mensen rationeel handelen door uitkomsten te evalueren op grond van het verwachte nut.
In deze benadering kiezen individuen steeds voor de optie die het verwachte nut maximaliseert. Empirisch onderzoek heeft echter aangetoond dat mensen systematisch afwijken van dergelijke rationele aannames. In een reeks experimenten toonden Kahneman en Tversky (1979) aan dat beslissingen onder risico sterk beïnvloed worden door psychologische factoren, zoals de perceptie van winsten en verliezen, framing, en kansweging.
Om deze afwijkingen te verklaren, ontwikkelden zij de prospecttheorie. Deze theorie combineert psychologische inzichten met economische besluitvorming en biedt een descriptief model dat veel van de empirische paradoxen en anomalieën verklaart die de klassieke theorieën niet omvatten. De prospecttheorie heeft geleid tot een paradigmaverschuiving in economie, psychologie en beleid, en vormde de basis voor de opkomst van gedragsfinanciën en gedragseconomie.
Theoretische fundamenten van de prospecttheorie
De prospecttheorie introduceert een alternatieve benadering van beslissen onder onzekerheid door een aantal kernelementen die afwijken van de veronderstellingen van EUT, namelijk:
1. Referentieafhankelijkheid
In tegenstelling tot EUT stelt prospecttheorie dat individuen uitkomsten evalueren ten opzichte van een referentiepunt. Dit referentiepunt kan de huidige toestand zijn, eerdere verwachtingen of sociale vergelijkingen. Winsten en verliezen worden derhalve gedefinieerd als veranderingen ten opzichte van dit referentiepunt (Kahneman & Tversky, 1979).
2. Verliesaversie
Een centrale stelling van de prospecttheorie is verliesaversie: verliezen wegen psychologisch zwaarder dan gelijkwaardige winsten. Zo blijkt dat een verlies gemiddeld 1,5 tot 2,5 keer sterker wordt ervaren dan een winst van dezelfde omvang (Tversky & Kahneman, 1991). Deze asymmetrie verklaart waarom individuen vaak risico’s vermijden bij potentiële winsten, maar risicogedrag vertonen wanneer verliezen dreigen.
3. De waardefunctie
De waardefunctie in prospecttheorie verschilt van de klassieke nutfunctie en is S-vormig rond het referentiepunt:
- Concave voor winsten: toename in winst levert steeds minder extra subjectieve waarde op → risico-avers gedrag.
- Convex voor verliezen: toename in verlies levert steeds minder extra subjectieve pijn op → risicogedrag bij verliezen.
- Steiler voor verliezen dan voor winsten: weerspiegelt verliesaversie.
Formeel kan de waardefunctie worden weergegeven als:
\[ v(x) = \begin{cases} x^\alpha & \text{als } x \geq 0 \\[6pt] -\lambda \, (-x)^\beta & \text{als } x < 0 \end{cases} \]
waarbij:
\[ \alpha, \beta \in (0,1) \quad \text{: mate van concaviteit/convexiteit} \] \[ \lambda > 1 \quad \text{: verliesaversieparameter} \]
4. Kansweging
Mensen wegen kansen niet lineair, maar subjectief. Kleine kansen worden vaak overschat (bijv. aantrekkelijkheid van loterijen), terwijl middelgrote en hoge kansen worden onderschat. Dit fenomeen heet probability weighting en leidt tot gedrag dat afwijkt van rationele kansberekening (Wakker, 2010).
5. Framing-effect
Een cruciale bijdrage van prospecttheorie is het framing-effect: identieke uitkomsten worden anders beoordeeld afhankelijk van hun presentatie als winst of verlies. In een gain frame kiezen mensen doorgaans voor zekere uitkomsten (risico-aversie), terwijl ze in een loss frame vaker kiezen voor riskante opties (risicozoekend gedrag) (Tversky & Kahneman, 1981).
Cumulative Prospect Theory
De originele prospecttheorie (1979) had beperkingen bij complexere scenario’s met meerdere uitkomsten. Om dit te ondervangen ontwikkelden Tversky & Kahneman (1992) de Cumulative Prospect Theory (CPT).
Belangrijkste verbeteringen:
- Toepassing op beslissingen met meerdere en continue uitkomsten.
- Gebruik van cumulatieve distributiefuncties in plaats van enkelvoudige kansweging.
- Grotere robuustheid in empirische analyses, zoals gokken, verzekeringen en beleggingsbeslissingen.
CPT wordt tegenwoordig beschouwd als de standaardversie van de prospecttheorie in onderzoek en toepassingen.

Empirische implicaties prospecttheorie
Prospecttheorie biedt verklaringen voor tal van gedragingen die niet in overeenstemming zijn met de rationele aannames van EUT:
- Disposition effect: beleggers verkopen winstgevende aandelen te snel, maar houden verliesgevende posities te lang vast (Barberis & Thaler, 2003).
- Endowment effect: mensen kennen meer waarde toe aan objecten die zij bezitten dan aan identieke objecten die zij niet bezitten.
- Status quo bias: voorkeur voor de huidige situatie, omdat verandering vaak als een potentieel verlies wordt gezien.
- Allais-paradox en Ellsberg-paradox: klassieke afwijkingen van EUT die prospecttheorie kan verklaren.
- Oververzekering en loterijen: overschatting van kleine kansen leidt tot irrationele voorkeuren voor zowel verzekeren tegen kleine risico’s als het kopen van loten met minimale winkansen.
Welke kanttekeningen kunnen worden geplaatst bij de prospecttheorie?
Ondanks de brede invloed van de prospecttheorie, kunnen er enkele kanttekeningen bij de theorie worden geplaatst, namelijk:
- Descriptief maar niet normatief
De theorie beschrijft empirisch gedrag, maar geeft geen richtlijnen voor hoe beslissingen zouden moeten worden genomen (Gigerenzer, 2008). - Contextafhankelijkheid
De voorspellende kracht van de theorie kan variëren per cultuur of situatie. Onderzoek laat zien dat Westerse en Oost-Aziatische proefpersonen verschillende risicoattitudes vertonen (Weber & Hsee, 1998). - Complexiteit in toepassing
Bij langetermijnbeslissingen of scenario’s met dynamische onzekerheid is de praktische toepassing ingewikkeld, wat soms leidt tot oversimplificatie.
Conclusie
De prospecttheorie van Kahneman en Tversky (1979) betekende een fundamentele doorbraak in ons begrip van menselijke besluitvorming. Door de introductie van referentieafhankelijkheid, verliesaversie en niet-lineaire kansweging, corrigeerde zij de beperkingen van de rationele modellen en bood een realistischer beschrijving van gedrag onder onzekerheid. Hoewel het model kritiek kent en verdere verfijningen heeft ondergaan (zoals CPT), blijft het een hoeksteen van de gedragswetenschappen. De prospecttheorie is daarmee niet slechts een theoretische innovatie, maar ook een praktisch instrument dat in economie, beleid en marketing blijvend richting geeft aan het begrijpen en beïnvloeden van keuzes.
LITERATUUR
- Barberis, N., & Thaler, R. (2003). A survey of behavioral finance. Handbook of the Economics of Finance, 1, 1053–1128.
- Gigerenzer, G. (2008). Why heuristics work. Perspectives on Psychological Science, 3(1), 20–29.
- Kahneman, D., & Tversky, A. (1979). Prospect theory: An analysis of decision under risk. Econometrica, 47(2), 263–291.
- Levin, I. P., Schneider, S. L., & Gaeth, G. J. (1998). All frames are not created equal: A typology and critical analysis of framing effects. Organizational Behavior and Human Decision Processes, 76(2), 149–188.
- Tversky, A., & Kahneman, D. (1981). The framing of decisions and the psychology of choice. Science, 211(4481), 453–458.
- Tversky, A., & Kahneman, D. (1991). Loss aversion in riskless choice: A reference-dependent model. The Quarterly Journal of Economics, 106(4), 1039–1061.
- Tversky, A., & Kahneman, D. (1992). Advances in prospect theory: Cumulative representation of uncertainty. Journal of Risk and Uncertainty, 5(4), 297–323.
- Wakker, P. P. (2010). Prospect theory: For risk and ambiguity. Cambridge University Press.
- Weber, E. U., & Hsee, C. (1998). Cross-cultural differences in risk perception, but cross-cultural similarities in attitudes towards perceived risk. Management Science, 44(9), 1205–1217.
- von Neumann, J., & Morgenstern, O. (1944). Theory of games and economic behavior. Princeton University Press.
Winstgevendheid verhogen en uw bedrijf in waarde laten toenemen?
UBS Business Value Creation Services ondersteunt organisaties bij het verhogen van winst- en bedrijfswaarde. Ons team focust zich hierbij op domeinen die de grootste impact hebben op het bedrijfsresultaat. Lees meer →




Reageer op dit bericht