Het DISC-model is een veelgebruikt raamwerk om gedragsstijlen te categoriseren in vier dimensies: Dominantie (D), Invloed (I), Stabiliteit (S) en Conformiteit (C). Het model is gebaseerd op het werk van William Moulton Marston (Emotions of Normal People, 1928) en wordt vaak visueel weergegeven met kleuren: rood (D), geel (I), groen (S) en blauw (C).
Onderstaand volgt een beknopte toelichting van het model, met inbegrip van enkele kanttekeningen die bij het model kunnen worden geplaatst.
De vier dimensies van het DISC-model
- Dominantie (D) – Rood
- Kenmerken: Assertief, resultaatgericht, competitief en leidinggevend.
- Kleurassociatie: Rood symboliseert energie, actie en kracht.
- Sterke punten: Besluitvaardigheid, focus op doelen en leiderschap.
- Uitdagingen: Kan overkomen als dominant of ongeduldig.
- Invloed (I) – Geel
- Kenmerken: Sociaal, enthousiast, optimistisch en relatiegericht.
- Kleurassociatie: Geel staat voor positiviteit, creativiteit en spontaniteit.
- Sterke punten: Goede communicatie, inspirerend en motiverend.
- Uitdagingen: Kan impulsief zijn en moeite hebben met details.
- Stabiliteit (S) – Groen
- Kenmerken: Geduldig, betrouwbaar, harmonieus en ondersteunend.
- Kleurassociatie: Groen symboliseert rust, balans en groei.
- Sterke punten: Goede luistervaardigheden, loyaliteit en stabiliteit.
- Uitdagingen: Kan moeite hebben met verandering en conflicten vermijden.
- Conformiteit (C) – Blauw
- Kenmerken: Nauwkeurig, analytisch, detailgericht en regelvolgend.
- Kleurassociatie: Blauw staat voor logica, structuur en betrouwbaarheid.
- Sterke punten: Sterk in planning, kwaliteitscontrole en probleemoplossing.
- Uitdagingen: Kan perfectionistisch zijn en moeite hebben met onzekerheid.
Welke kanttekeningen kunnen bij het DISC-model worden geplaatst?
- Empirische onderbouwing: Het model mist sterke wetenschappelijke ondersteuning en voldoet niet altijd aan psychometrische standaarden (Bakker, 2011).
- Cultuurafhankelijkheid: Het houdt onvoldoende rekening met culturele verschillen in gedragsstijlen (Hofstede, 1980).
- Statische benadering: Gedrag is vaak situationeel en contextafhankelijk, terwijl DISC uitgaat van relatief stabiele stijlen (Mischel, 1968).
- Risico van stereotypering: Het model kan leiden tot simplistische categorisering, wat de complexiteit van menselijk gedrag negeert.
Conclusie
Het DISC-model wordt veel gebruikt in organisatiepsychologie, coaching en teamontwikkeling. Het model biedt een praktisch raamwerk voor het begrijpen van gedragsstijlen, ondersteund door kleuren (rood, geel, groen, blauw) die de dimensies visueel maken. Echter, het model heeft beperkte empirische ondersteuning. Het is gebaseerd op zelfrapportage, wat kan leiden tot sociaal wenselijke antwoorden (Bakker, 2011).
Daarnaast wordt het vaak vergeleken met de Big Five-persoonlijkheidstrekken, echter richt DISC zich meer op gedrag dan op dieperliggende persoonlijkheid (Costa & McCrae, 1992).
LITERATUUR
- Bakker, A. B. (2011). An evidence-based model of work engagement. Current Directions in Psychological Science, 20(4), 265-269.
- Costa, P. T., & McCrae, R. R. (1992). Revised NEO Personality Inventory (NEO-PI-R) and NEO Five-Factor Inventory (NEO-FFI) manual. Psychological Assessment Resources.
- Hofstede, G. (1980). Culture’s consequences: International differences in work-related values. Sage.
- Marston, W. M. (1928). Emotions of normal people. Kegan Paul, Trench, Trubner & Co.
- Mischel, W. (1968). Personality and assessment. Wiley.
Reageer op dit bericht