Het Weens Koopverdrag betreft een compromis van koop-en handelsrecht in verschillende landen en heeft als gevolg dat het verdrag gebreken en tegenstrijdigheden bevat.
Dit is echter onvermijdelijk, daar dit verdrag betrekking heeft op een omvangrijk rechtsgebied waarbij veel verdragsluitende staten zijn betrokken die verschillende rechtsstelsels kennen.
De opstellers van het verdrag hebben getracht een balans te vinden tussen enerzijds contrasterende ‘civil law’ en ‘common law’ anderzijds. Als gevolg hiervan zijn sommige verdragsbepalingen onduidelijk geworden of in het geheel weggelaten om tot een aannemelijke compromis te komen.
Allereerst is de uniforme interpretatie en uitleg van het Weens Koopverdrag als problematisch aan te merken. Om een uniforme toepassing van het Weens Koopverdrag te waarborgen, dient het verdrag uniform worden toegepast door de nationale rechtbanken.
Voor de interpretatie van het Weens Koopverdrag stelt artikel 7 lid 1 CISG: bij de uitleg van dit Verdrag dient rekening te worden gehouden met het internationale karakter ervan en met de noodzaak eenvormigheid in de toepassing ervan en naleving van de goede trouw in de internationale handel te bevorderen. Kortom, artikel 7 CISG bepaalt dat het verdrag te allen tijde uniform moet worden geïnterpreteerd.
Het hierbij van belang dat er een autonome interpretatie aan de begrippen in het Weens Koopverdrag wordt gegeven; dat wil zeggen dat de begrippen een eigen definitie hebben in het verdrag. Hierbij is de letterlijke betekenis doorslaggevend.
Bij onduidelijkheden kunnen de ‘travaux preparatoires’, de rechtspraak en de literatuur worden geraadpleegd en als ultimum remedium kan men tevens zoeken naar invulling van begrippen via de rechtsvergelijking.
In 2001 is er een adviescommissie voor het Weens Koopverdrag ingesteld, namelijk de CISG-Advisory Council (afgekort tot CISG-AC). Deze commissie heeft als primair doel het uitbrengen van adviezen. Deze worden ook wel ‘opinions’ genoemd en gaan over de interpretatie en toepassing van het Weens Koopverdrag.
Deze adviescommissie bestaat uit een aantal prominente experts op het gebied van internationaal commercieel recht zoals prof. Dr. Ingeborg Schwenzer (University of Basel) en prof. Sir Roy Goode (Oxford University).
De opinies blijken zeer nuttig, gelet op de frequente verwijzingen naar deze opinies in de rechtspraak. Daarnaast zijn de opinies voor de praktijk een uitstekend handvat voor de toepassing en uitleg van de verdragsbepalingen vormen.
Ondanks dat het Weens Koopverdrag stelt dat de interpretatie op basis van het internationale karakter van het verdrag zelf uitgelegd moet worden – ter bevordering van de uniformiteit –, is er geen garantie dat het verdrag in alle verdragsstaten uniform uitgelegd wordt en dat mede door gebrek aan een gezaghebbende instantie. Zo zouden de verschillende rechtsstelsels de bewoordingen van de verdragsbepalingen daardoor niet binnen de context van het Weens Koopverdrag kunnen waarnemen, maar in de context van hun nationale juridische tradities.
Vooral Common Law landen hebben kritiek op de uniforme interpretatie van de CISG.
Dit is te wijten aan het feit dat Common Law-beoefenaars gewend zijn aan gedetailleerde statuten, en uitgebreide catalogi van definities evenals nauwgezette instructies voor de constructie en interpretatie van contracten om zo de ruimte voor (vrije)interpretatie te beperken en minimaliseren.
Ten tweede bevat de CISG leemten: het Weens Koopverdrag geeft namelijk geen antwoord op alle rechtsvragen die kunnen ontstaan bij het opstellen van internationale koopovereenkomsten. Zo is een aantal onderwerpen niet in het Weens Koopverdrag geregeld, omdat bij de totstandkoming van het verdrag niet mogelijk was om overeenstemming te bereiken op alle rechtsterreinen die relevant zijn voor de internationale handel.
Het Weens Koopverdrag regelt enkel de totstandkoming van internationale koopcontracten, de rechten en verplichtingen van de verkoper en de koper die voortvloeien uit het contract, de overgang van het risico en de gevolgen van niet-nakoming. Het verdrag is enkel van toepassing op de verbintenissen die uit de overeenkomst voortvloeien. Dit betekent dat een vordering op grond van onrechtmatige daad in beginsel niet onder de reikwijdte van het verdrag valt.
Tevens is het Weens Koopverdrag niet van toepassing op de aansprakelijkheid bij dood of letsel door de zaken. Volgens de CISG moeten dergelijke leemten worden opgevuld in overeenstemming met de algemene beginselen waarop het Weens Koopverdrag is gebaseerd, of bij gebrek daaraan, ofwel overeenkomstig het nationale (gekozen) recht ofwel door andere verdragen.
Tot slot zijn er een aantal algemene onderwerpen dat buiten de reikwijdte van het verdrag valt, zoals verrekening en rechtsverwerking, toerekening van betaling ingeval meerdere posten uit meerdere overeenkomsten openstaan, de geldigheid en de verwerking van het boetebeding, de overdraagbaarheid van vorderingen, verjaring en vertegenwoordiging.
Het is daarom cruciaal om bij elk internationaal koopcontract na te gaan voor welke problemen het Weens Koopverdrag oplossingen biedt.
Reageer op dit bericht