Economie Kennisbank Wetten

Financiering surseance

Er zijn diverse manieren om ‘levend’ uit een surseanceprocedure te komen.
Alle manieren hebben één gemeenschappelijke factor: er dienen namelijk financiële middelen komen om de periode te overbruggen of de (gedeeltelijke) voldoening te financieren.
Over het algemeen heeft de betreffende onderneming deze financiële middelen niet meer, anders was het evident ook niet in surseance terecht gekomen.

Er zijn echter toch verschillende mogelijkheden om de herstructurering via surseance te financieren.
Een optie is dat positieve kasstromen de crediteuren zullen bevredigen en een andere optie is een saneringskrediet van een derde. Doorgaans is dit de zittende aandeelhouder die een deel van zijn privévermogen inlegt, een schuldeiser met ‘high stakes’ in de onderneming of een derde partij met een ‘gevoel’ bij de onderneming, zoals bijvoorbeeld familie.
Kleine zelfstandigen kunnen een beroep doen op het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004.

Er is geen voorgeschreven methode en daardoor veel ruimte voor maatwerk. Zo valt te denken aan een directie (die tevens aandeelhouder zijn) die gedurende een bepaalde tijd afziet van hun managementvergoeding en een derde die onder bepaalde voorwaarden bereid is om liquide middelen te verschaffen.

Een andere mogelijke financier kan de bank betreffen door het verruimen van bijvoorbeeld de kredietovereenkomst of het ter beschikking stellen van een boedelkrediet.
Banken hebben namelijk geen belang bij een failliete onderneming. Wel beschikken banken over een pressiemiddel om een schuldenaar tot adequaat reorganiseren te dwingen, door te dreigen met opzegging van de financiering. Vaak is het zo dat de liquiditeitsbehoefte van een onderneming in eerste instantie zelf, dan wel door de aandeelhouders moet worden bevredigd.

Een boedelkrediet is in veel gevallen essentieel voor het reorganisatievermogen van een onderneming. In beginsel is een boedelkrediet een concurrente boedelschuld, maar dat is in de meeste gevallen voor de financier niet afdoende. Indien er nog onbezwaarde activa in de onderneming aanwezig zijn kan de bewindvoerder daar een zekerheid op vestigen ten gunste van de boedelfinancier.
Vaak is dit er echter niet meer en is de enige mogelijkheid het vestigen van een pandrecht op de toekomstige vorderingen. Financiers vinden dit niet ver genoeg gaan, en bedingen zoveel mogelijk dat hun boedelvordering preferentie krijgt, waardoor alleen het salaris van de curator eerder betaald wordt.

De mogelijkheid tot het verstrekken van zekerheden aan de financier wordt in Nederland beperkt door het feit dat bestaande zekerheden niet mogen worden aangetast. Een bewindvoerder in surseance heeft dus de mogelijkheid om financiering van een kredietverstrekker aan te trekken, echter moet hierbij een analyse maken. Het aantrekken van een dergelijke financiering brengt immers ook een risico met zich mee. Als hij een te groot risico neemt kan hij mogelijk aansprakelijk worden gesteld in hoedanigheid als curator, maar ook persoonlijk. In de praktijk gaat de bewindvoerder met de bank in overleg over hoeveel krediet hij kan krijgen en onder welke voorwaarden.
In de praktijk komt het voor dat de nieuw gevestigde zekerheden ook strekken ter zekerheid van vorderingen van voor surseanceverlening. De overweging hierachter is dat men soms slechts bereid is boedelkrediet te verstrekken onder deze voorwaarde en er dus geen andere mogelijkheid is om de boedel te kunnen financieren.

Deel dit artikel

Over de auteur

Redactie

Voor vragen kunt u contact opnemen met de redactie via info[at]managementplatform.nl of bel +(31)6-57912496.

Hebt u inhoudelijke vragen en/of zoekt u ondersteuning bij een organisatievraagstuk?
Neem ook dan gerust contact met ons op. Een team van adviseurs staat u voor u klaar.

Reageer op dit bericht

Klik hier om een reactie achter te laten